In de nieuwe rubriek canon van de advocatuur presenteert het Advocatenblad de aartsvaders van de beroepsgroep. Wie maakten de Nederlandse advocatuur tot wat die nu is?
Om te weten waar je naartoe gaat, moet je weten waar je vandaan komt. Onder dat motto krijgen veel Nederlandse leerlingen geschiedenisonderwijs. Maar dit door historici veelgebruikte argument om de relevantie van hun vak aan te tonen, geldt natuurlijk ook voor advocaten. Kennis van hun lange en rijke verleden geeft advocaten inzichten voor de toekomst. Dit vrij naar de Zwitserse cultuurhistoricus Jacob Burckhardt die stelde dat historische kennis niet zozeer ‘klug für ein andermal‘ als wel ‘weise für immer‘ maakt. Zou de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie bijvoorbeeld tornen aan het interne toezicht in de advocatuur als hij de overwegingen kende waarmee (vooral) juristen vroeger de huidige rechtsstaat schiepen?
De in 2011 overleden hoogleraar geschiedenis aan de Vrije Universiteit Arie van Deursen had een andere kijk op het nut van historische kennis. Volgens hem leidde leren over vroeger ook tot verbinding. Geen gezamenlijk lot zonder gedeelde geschiedenis, redeneerde hij. Kennis over vroeger draagt dus ook nog eens bij aan het clubgevoel onder doorgaans op eigen houtje opererende advocaten. Wie voor dergelijke argumenten niet gevoelig is: lezen over inspirerende collega’s van vroeger is ook gewoon leuk.
Alle reden dus voor het Advocatenblad om (ook) in het verleden te duiken. In de aanloop naar het honderdjarig bestaan van het Advocatenblad in 2018 zal maandelijks een grondlegger van de advocatuur worden geportretteerd. Advocatenblad-redacteur Mark Maathuis en ‘huishistoricus’ van de Nederlandse Orde van Advocaten Robert Sanders beschrijven om beurten en niet in chronologische volgorde de aartsvaders van de beroepsgroep. Dat wil zeggen: zij die de Nederlandse advocatuur en vaak ook de rechtsstaat van nu vormgaven.
De ervaring leert dat elke canon subjectief en soms ook arbitrair is. Dat is in deze canon natuurlijk niet anders. Suggesties of aanmerkingen zijn dan ook van harte welkom via redactieAadvocatenblad.nl. Wel geldt de regel dat alleen overleden personen in aanmerking komen. Dit wegens het feit dat bij levende personen eenvoudigweg niet valt vast te stellen hoe groot hun betekenis voor de advocatuur is geweest, laat staan dat de betekenis zelf kan worden omschreven. Iemand die een zegen was voor de advocatuur, kan per slot van rekening altijd nog een ramp voor de beroepsgroep worden.
Bovendien geldt het criterium dat de personen Nederlanders moeten zijn. Andere landen, zoals Frankrijk, hebben een eigen canon. Het Nederlanderschap geeft ook beperking in de tijd. Gemakshalve spreken we hier van Nederlanders sinds onze voorouders de Spaanse overheersing verwierpen. En dat was in 1581, middels de zogeheten Acte van Verlatinghe. Keizer Justinianus (bekend van de gelijknamige Codex) komt er dus niet in.
Uiteindelijk zullen de hier beschreven Nederlandse erflaters van de beroepsgroep worden opgenomen in de canon van de advocatuur die het Advocatenblad in 2018 hoopt te presenteren. De eer van de aftrap komt op de volgende pagina Johannes Drost toe: vader van de Advocatenwet én olympisch zwemmer.