Wekelijks, soms dagelijks berichten ze over advocaten via krant, tijdschrift en televisie. Het beeld van de advocatuur wordt goeddeels door hen bepaald. Hoe denken journalisten van dagbladen, weekbladen en het televisiejournaal over de balie? Hoe is het volgens hen gesteld met de kwaliteit? Zeven redacteuren houden de advocatuur een spiegel voor.
Een advocaat is voor een journalist vooral een strafrechtadvocaat. Interviews met in juridische zaken gespecialiseerde redacteuren van landelijke media wijzen uit dat ze alleen verslag doen van strafrechtzaken. In een enkel geval berichten ze over een aanpalende letselschadezaak. Civiele zaken of bestuursrechtzaken halen de media niet. Civiele advocaten en bestuursrechtadvocaten staan nauwelijks op het netvlies van journalisten. Strafzaken, die zijn pas interessant.
Het Advocatenblad vroeg journalisten om de kwaliteit van de advocatuur te beoordelen en het imago te beschrijven. Ook werd hun gevraagd of advocaten media actief benaderen, wat ze vinden van de bezuinigingen op rechtsbijstand en hoe ze denken over de toezichtplannen van staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Fred Teeven (VVD). En natuurlijk kwam de vraag voorbij wie in hun ogen de beste advocaat is van Nederland. Op lang niet alle vragen kwam een antwoord, omdat – zoals journalisten lieten weten – hun onafhankelijkheid dat niet toestaat. Journalisten van sommige media wilden in het geheel niet meewerken. Het Financieele Dagblad bijvoorbeeld wilde inzichten liever bewaren voor de eigen lezers.
Duidelijk is dat journalisten binnen de strafrechtadvocatuur een grote diversiteit ontwaren. Vaak schrijven zij over de grote namen uit de strafrechtadvocatuur, maar zo nu en dan verslaan ze kleinere zaken van minder bekende strafpleiters.
Over de bekende strafrechtadvocaten zijn de journalisten eensgezind: die leveren puik werk af. Maar dat geldt volgens hen niet voor de strafpleiters die ‘gewone’, kleine zaken doen. ‘Ik zie strafrechtadvocaten die, zo lijkt het, in de rechtszaal pas het elastiekje van het dossier afhalen’, zegt Gerlof Leistra van weekblad Elsevier. Merel Thie van NRC Handelsblad en
nrc.next maakt weleens advocaten mee ‘die niet alles uit de kast halen voor een zaak’. Ze vinden die om wat voor reden gewoon niet interessant. Of zoals Marian Husken van weekblad Vrij Nederland het zegt: ‘Vooral in kleinere strafzaken lijkt de verleiding bij sommige raadslieden groot om zich niet in details te verdiepen, maar op routine te vertrouwen – met soms kwalijke gevolgen van dien.’
Ruime voldoende
Toch lijken slecht presterende advocaten uitzonderingen te zijn. De journalisten vinden – in de woorden van Harry Lensink van Vrij Nederland – dat ze ‘vooral strafpleiters zien die zich zonder voorbehoud van hun taak kwijten: het dienen van de cliënt’. En die rol vervullen ze met verve, vindt nagenoeg iedereen. Als ze de advocatuur een cijfer moeten geven dan geven ze ruime voldoendes: een 7 tot een 9.
Alleen weten media dat beeld niet goed voor het voetlicht te krijgen. Hoe positief de journalisten ook zijn over het werk van strafrechtadvocaten, het imago van deze beroepsgroep onder hun lezers en kijkers is volgens Leistra van Elsevier ’tamelijk belabberd’. Het is een imago van ‘glamour en show’, constateert NOS-verslaggever Mattijs van de Wiel. Saskia Belleman van De Telegraaf denkt dat burgers strafrechtadvocaten zien als ‘gehaaide geldwolven’ en dat ze hen ‘over één kam scheren met hun cliënten’.
Advocaten zélf kennen hun imago natuurlijk ook. Misschien dat ze daarom wel media met enige regelmaat inschakelen in de hoop hun imago op te poetsen. Ze hopen dat hun zaak met wat extra publiciteit een positieve impuls krijgt. Helaas voor hen; journalisten maken een puur journalistieke afweging. Een zaak haalt de media als het interessant is voor de media, niet omdat het van belang is voor de advocaat of diens cliënt. En wat het laatste betreft: geregeld krijgen journalisten bij een telefoontje van een advocaat de indruk dat een optreden in de media vooral de belangen van de advocaat zelf moet dienen. Tobias den Hartog van het Algemeen Dagblad: ‘Ik denk weleens: is dit wel in belang van je cliënt?’
‘Glamouradvocaten zijn aan het verdwijnen’
Marian Husken (64)
Werkt bij: Vrij Nederland
Ervaring in juridische journalistiek: twintig jaar
‘Voor mij is een advocaat een onafhankelijke geest die het durft op te nemen tegen “de almachtige staat”. Dat klinkt een beetje hoogdravend, maar zo zie ik het wel. Ik kwam tot dat inzicht door de IRT-affaire in 1993: dat was voor mij een eyeopener over de praktijk van de opsporing. Politie en justitie waren tot dan voor mij de good guys, maar dat beeld begon te kantelen. Zonder strafrechtadvocaten in de rechtszaal die met eigen onderzoek de wantoestanden in de opsporing boven tafel tilden, was dit alles nog lang in het verborgene gebleven.
Als je zelf als journalist je huiswerk hebt gedaan, merk je al snel of een advocaat zijn dossier kent en zelf ook een poging tot waarheidsvinding heeft gedaan. Vooral in kleinere strafzaken lijkt de verleiding bij sommige raadslieden groot om zich niet in details te verdiepen, maar op routine te vertrouwen – met soms kwalijke gevolgen van dien.
Dat kan zijn weerslag hebben op het imago van advocaten. Zij worden – en dat ligt ook aan de opstelling van sommige raadslieden in de media – nog te veel gezien als handlangers van degenen die ze bijstaan. Dat slechte imago wordt versterkt doordat staatssecretaris Teeven het nodig vindt om een toezichthouder in te stellen die de beroepsgroep scherp in de gaten moet houden, als ware eenieder een consigliere.
Dat imago is overigens aan schommelingen onderhevig. De afgelopen jaren heb ik de opkomst en inmiddels ook weer de afgang van de glamouradvocaten meegemaakt. Een andere verandering is dat advocaten in toenemende mate de media zijn gaan inschakelen. Dat heeft zijn keerzijde: ik ervaar ook de nodige schroom om openheid van zaken te geven aan journalisten uit angst om door de deken op de vingers te worden getikt en te worden beschuldigd van ‘lekken uit een dossier’.
Hoewel ik zelf doorgaans een advocaat bel omdat een zaak waarin hij of zij optreedt mijn interesse heeft, word ik ook gebeld door advocaten. Ik begrijp dat. Wie op zoek is naar media-aandacht moet gewoon de telefoon pakken en bij een journalist aandacht vragen voor zijn zaak. Maar bellers moeten er wel rekening mee houden dat ik niet alleen wil afgaan op hun mooie ogen en kritische vragen stel.’
‘Er zal een heuse prijzenslag ontstaan’
Gerlof Leistra (53)
Werkt bij: Elsevier
Ervaring in juridische journalistiek: ruim twintig jaar
‘Advocaten zijn doorgaans gedreven, betrokken en aangenaam eigenzinnig. Natuurlijk dienen ze maar één belang. Ze zijn de laatste strohalm van een verdachte, en het merendeel van de strafrechtadvocaten vervult die rol met verve.
Over de kwaliteit van het werk van advocaten ben ik goed te spreken. Maar ik zie slechts een selectie van de strafzaken en dan ook nog de meest spraakmakende. Dan tref je advocaten die al wat langer meelopen. Als een zaak wordt opgehouden, en ik heb even tijd, dan loop ik weleens binnen bij een politierechterzitting. Daar zie ik weleens advocaten die in de zaal voor het eerst het elastiekje van hun dossiermap halen, maar die wel met de nodige bluf hun cliënt verdedigen. Ik heb niks tegen bluf, maar het moet wel gebaseerd zijn op inhoud, anders is het alleen maar amusant.
Het imago dat aan advocaten kleeft is tamelijk belabberd. Dat is gekleurd door onbegrip, want “hoe kán die advocaat die kinderverkrachter verdedigen? Hij heeft het toch gedáán”? De affaire rond Bram Moszkowicz heeft aan dat beeld meegewerkt. Bij advocaten hangt het imago van glamourjongens en prijsboksers. Ik plaats daar een ander beeld tegenover, een beeld dat burgers minder kennen: strafrechtadvocaten zijn vaak mensen die blijven zoeken naar de waarheid. Mensen die ogenschijnlijk kansloze zaken toch doorzetten en zelfs bij een cliënt betrokken blijven na een veroordeling of wanneer deze jarenlang in de cel zit.
Ik ontmoette onlangs een advocaat wiens cliënt, die tbs had gekregen, zelfmoord had gepleegd. Ze vertelde mij dat met tranen in de ogen. Daar sprak echt een emotionele band uit, aandacht voor de mens achter het slachtoffer of de dader. Dat is toch wat anders dan het imago van advocaten als geldwolven met mooie pakken en dure auto’s.
Ik verwacht dat er de komende jaren steeds meer advocaten komen. De diversiteit wordt groter, en doordat de druk op de advocatuur zal toenemen, zullen er meer fouten worden gemaakt en dus meer tuchtzaken komen. Er zal een heuse prijzenslag ontstaan. De eenpitter, die alles aanpakt om zijn toko draaiende te houden, maakt dan fouten. Dat is niet goed voor de burger en leidt tot een grotere ontevredenheid.
Advocaten die ik het meest spreek zijn Bénédicte Ficq, Gert-Jan Knoops, Nico Meijering, Willem Jan Ausma, Wim Anker, Cees Korvinus, Theo Hiddema en Bart Nooitgedagt. Maar Gerard Spong vind ik de beste van het land. Wat goede strafrechtadvocaten allemaal kunnen is elke lastige zaak goed verdedigen. Spong is een briljant strafpleiter, een heel bijzondere man en daarbij nog eens erg breed. Hij kan een eenvoudige moordzaak doen, maar ook ingewikkelde cassatiezaken. Daarbij is hij ook erg wetenschappelijk ingesteld. Die combinatie maakt hem voor mij de beste.
Ik word nooit benaderd voor media-adviezen, maar wel door advocaten die hun zaak in de publiciteit willen krijgen. Ik begrijp dat goed, we zijn elkaars kruiwagen. Maar ik besteed pas aandacht aan hun zaak als het journalistiek van belang is. Dat is mijn enige afweging.
De een is bedrevener dan de ander in de media. De een weet de media beter te vinden, de ander heeft al goede ingangen, zoals Bram Moszkowicz bij De Telegraaf. Die konden het erg goed met elkaar vinden. Bij tv-optredens denk ik weleens: doe je dit in het belang van je cliënt of in je eigen belang? Daar begint het te wringen. Ik verwacht dat advocaten in de toekomst nog meer de media gaan opzoeken, vanwege de toegenomen concurrentie en druk op tarieven.’
‘Advocaten zijn al snel fundamenteel bezig’
Merel Thie (38)
Werkt bij: NRC Handelsblad en NRC Next
Ervaring in juridische journalistiek: vijf jaar
‘In de vijf jaar dat ik over rechtspraak schrijf, hebben pro-forma- en regiezittingen een steeds inhoudelijker karakter gekregen. Sommige advocaten nemen in de voorbereidende zittingen een riant voorschot op het pleidooi. Ook voor het OM is het vaak het eerste moment dat publiek uitspraken kunnen worden gedaan over het onderzoek. Vanuit advocaten bezien begrijp ik deze ontwikkeling. Nadat de eis is uitgesproken, vertrekt vaak een groot deel van de journalisten om daar direct verslag van te doen op radio, tv en Twitter. In een regie- of pro-formazitting hebben zij nog alle aandacht van de media. De vraag is natuurlijk hoe belangrijk je cliënt het vindt dat er ook buiten de rechtszaal, in de media, een evenwichtig beeld van de zaak ontstaat. Ik kan me voorstellen dat dit voor sommige cliënten bijna net zo belangrijk is als het rechterlijk oordeel.
Advocaten beoordelen is lastig, daarvoor zijn de verschillen te groot. Bovendien zijn strafrechtadvocaten niet de enige advocaten die ik zie. Ik schrijf over meerdere rechtsgebieden, óók civiel. Daarom kan ik ook moeilijk beoordelen wie de beste strafrechtadvocaat van Nederland is – sterker: dit wil ik niet eens. Wel vind ik het Amsterdamse kantoor Vink Veldman & Swier interessant. Het vergt moed om in deze tijden pedofielenvereniging Martijn bij te staan. Hetzelfde geldt voor Wim Anker en Tjalling van der Goot, die Robert M. verdedigden.
Voor een rechtbankrubriek in NRC woon ik veel kleine zaken bij waar ik vaak de enige journalist ben. Ik zie advocaat Peter Beijen daar soms heel goede resultaten boeken voor cliënten die geen grote naam en goedgevulde portemonnee hebben. Andersom komt het ook voor dat advocaten niet alles uit de kast halen voor een zaak die ze om wat voor reden dan ook niet interessant vinden. Heel pijnlijk vind ik het als een advocaat van de ene verdachte ontlastende informatie voor een andere verdachte te berde moet brengen omdat diens eigen advocaat het dossier niet goed kent. Het komt voor, gelukkig niet vaak. Meestal zie ik advocaten die in rechtszaken strijden voor grondrechten van verdachten. Dat vind ik mooi aan het vak van advocaat: het is al snel fundamenteel.’
‘Soms zie ik veel theater en weinig inhoud’
Mattijs van de Wiel (39)
Werkt bij: NOS
Ervaring met juridische journalistiek: zes jaar
‘Wij verslaan meestal spraakmakende strafzaken en hebben dus vooral te maken met strafrechtadvocaten. Mijn beeld van hen is dat zij maar één enkel belang dienen, dat ze doorgaans gedreven zijn en meestal erg toegankelijk. Je moet bij hen geen objectiviteit verwachten. Een advocaat is toch vaak de eenling die het werk van de politie en het OM controleert, of die het bij de bestuursrechter opneemt tegen de almachtige overheid. Zijn rol is evident, en doorgaans spelen advocaten die met verve. Maar soms zie ik ook veel theater en weinig inhoud. Ik vind dat het grote publiek een verknipt beeld van “de advocaat” heeft: dat van glamour en show. Dat strookt meestal niet met de werkelijkheid.
Wel zoeken advocaten bewust de media op, of beter: daarvoor doen ze meestal voldoende hun best. De meesten zijn er goed in. Het is de kunst om de vertaalslag naar gewonemensentaal te maken, hun punt duidelijk te maken voor het grote publiek. Dat lukt meestal wel. Soms moet je ze erbij helpen. Het moet heel bondig voor de radio.
Het is soms lastig als we niet alle zittingsdagen verslag doen van een grote zaak. Advocaten willen vaak niet hun verweren voor de microfoon toelichten voordat ze hun pleidooi hebben gehouden, om begrijpelijke redenen. Voor een evenwichtig verslag verwachten wij dat wel, als het pleidooi niet op dezelfde dag wordt gehouden. Daar schuren onze belangen.
Wie de beste strafrechtadvocaat is, kan ik als journalist niet vertellen. De advocaten die ik spreek, zitten altijd in de grote zaken die we verslaan, zoals de Amsterdamse zedenzaak of het liquidatieproces. Denk aan Willem Anker, Tjalling van der Goot, Richard Korver en Nico Meijering.’
‘Advocaten moeten niet de deskundige uithangen’
Harry Lensink (45)
Werkt bij: Vrij Nederland
Ervaring in juridische journalistiek: acht jaar
‘Een advocaat is voor mij als journalist een bron van achtergrondinformatie, een duider van een juridisch probleem en een intermediair tussen mij en het onderwerp van een artikel. Dat kan de verdachte zijn, een crimineel of een slachtoffer.
Over het werk van strafrechtadvocaten ben ik goed te spreken. Strafrechtadvocaten zijn vaak de laatste strohalm voor een verdachte tegenover een machtig justitieel apparaat. Bij de grote en ingewikkelde zaken die ik volg, zie ik vooral strafpleiters die zich zonder voorbehoud van hun taak kwijten: het dienen van de cliënt. Ik vermoed overigens dat het publiek advocaten meer ziet als opportunisten, juristen met een riant uurloon die proberen om vermeende daders hun straf te laten ontlopen. Het publiek ziet dus niet wat advocaten werkelijk zijn: de bewakers van de belangen van hun cliënten. Dat zijn immers verdachten die voor de wet onschuldig zijn tot het tegendeel is bewezen.
De laatste tijd ervaar ik bij advocaten een toenemende verontwaardiging over de manier waarop de politie en het Openbaar Ministerie pogen bewijs te vergaren door gebruik van bijzondere opsporingsbevoegdheden, door deals met getuigen, door de rigoureuze wijze van ontnemen. Die verontwaardiging zal deels zijn ingegeven door beroepsdeformatie bij raadslieden, maar ik zie zelf tegenwoordig ook steeds vaker een buitensporige inzet van middelen om een zaak rond te krijgen.
De komende jaren zal de strafrechtadvocatuur zakelijker worden, minder flamboyant. Dat komt door de toenemende kritiek op het functioneren van strafrechtadvocaten, door in het oog springende zaken als de schrapping van Bram Moszkowicz, door een strengere houding vanuit de beroepsgroep zelf, door het op handen zijnde onafhankelijke toezicht.
Ik word in mijn hoedanigheid als journalist weleens benaderd door advocaten. Bij dezelfde advocaat kan de bruikbaarheid van de tip per keer verschillen. Iedereen die de krant leest, zal weten welke zaken het “goed” doen, maar het hangt natuurlijk van veel meer factoren af, zoals ruimte in de krant, actualiteiten, exclusiviteit. Advocaten die media-aandacht willen, moeten journalisten niet lokken met het argument dat we dan “geheid een nieuwe IRT-affaire zullen blootleggen”. Dat is niet zo heilzaam.
Als advocaten in de media optreden, zouden ze alleen over hun eigen zaak moeten praten en niet de deskundige in andere affaires moeten uithangen. Ze zouden de media slechts moeten gebruiken als het aantoonbaar de belangen van cliënten dient – en dat laatste is overigens geheel niet in mijn belang.’
‘Strafrechtadvocaten vechten tegen de stroom in’
Saskia Belleman (54)
Werkt bij: De Telegraaf
Ervaring in juridische journalistiek: drie jaar
‘Strafrechtadvocaten verdedigen doorgaans zwakke partijen en zwemmen zo tegen de stroom in. Dat doen ze niet slecht. Er zijn uitschieters, maar helaas ook veel tenenkrommend slechte strafpleiters. Ik voel met enige regelmaat medelijden met verdachten als ik een advocaat zie en hoor stuntelen. Het lijkt me toch vooral een kwestie van gedrevenheid en vakbekwaamheid. Het eerste moet je hebben, het tweede kun of moet je leren.
Misschien heeft dat laatste ook zijn weerslag op het imago van advocaten. Dat is in de publieke opinie niet geweldig. Om met hoogleraar rechtspsychologie Peter van Koppen te spreken: “Sommige advocaten willen in het openbaar iets te vaak hun piemeltje poetsen.” Ik heb de indruk dat het publiek in toenemende mate de neiging heeft om advocaat en verdachte over één kam te scheren of op z’n minst te twijfelen aan de integriteit van de advocaat, getuige opmerkingen als: “Ik snap niet hoe iemand zo’n vent kan verdedigen.” Ik denk dat het imago van journalisten trouwens niet onderdoet voor dat van advocaten. Ik denk dat verslaggevers positiever dan burgers oordelen, vanuit een beroepsmatig begrip voor de positie van advocaten.
Mijn indruk is dat advocaten meer gebruik zijn gaan maken van de mogelijkheden die media bieden om de bijzonderheden van hun zaak alvast voor het voetlicht te brengen. Ze zijn niet wars van “advotainment”. Tegelijkertijd zie je dat ze daardoor meer onder vuur komen te liggen bij het publiek. Ze worden meer dan vroeger gezien als gehaaide geldwolven en over één kam geschoren met hun cliënten.
Ik heb niet de indruk dat advocaten moeite hebben met het krijgen van aandacht. Vooropgesteld natuurlijk dat ze een zaak hebben die iets voorstelt. Dat is voor mij als journalist het criterium. Advocaten kunnen op hun kop gaan staan om aandacht te krijgen, maar het moet wel ergens over gaan. Sommige advocaten zouden er verstandig aan doen om de zaak of hun cliënt centraal te stellen tijdens een mediaoptreden. Niet zichzelf. Helaas zijn er ook advocaten die media nooit te woord willen staan. Misplaatste angst misschien? Vaak jammer, omdat ze een kans missen om de zaak van hun cliënt te bepleiten. Sommige journalisten gaan er namelijk vandoor na het requisitoir.
Ik spreek regelmatig advocaten, maar wie mijn top-3 is, hangt heel sterk af van de grote zaken die op dat moment spelen, en dat kan van maand tot maand enorm verschillen. Zo zie ik bijvoorbeeld Willem Anker en Tjalling van der Goot soms drie keer per week, soms een halfjaar niet. Ik werk door het hele land, en kom dus voortdurend andere advocaten tegen.
De beste strafrechtadvocate vind ik Inez Weski. Die gaat onverstoorbaar haar gang. Ze houdt een goede balans tussen optredens in de media en haar werk als advocaat, en houdt dusdanig doorwrochte betogen dat ik me vaak afvraag hoe de rechtbank of officier van justitie daar in vredesnaam nog een speld tussen kan krijgen.’
‘Een goede soundbyte is nu eenmaal moeilijk’
Tobias den Hartog (29)
Werkt bij: Algemeen Dagblad
Ervaring in juridische journalistiek: acht jaar
‘Advocaten zie ik vooral als de waakhonden van een eerlijk strafproces. Ze letten constant op de wet, en plaatsen zo voortdurend vraagtekens: kan mijn cliënt zomaar in beperking worden gezet? Moet ik hier geen aanvullend onderzoek eisen? Daar hoort ook bij dat ze in de rechtszaal op ingenieuze manier twijfel zaaien om zo de belangen van hun cliënt optimaal te waarborgen. Dat zijn overigens lang niet altijd trucs. Geen lege ballonnen: daar prikt een rechtbank zo doorheen. Advocaten hebben wel dat slinkse imago maar hun tactiek is gelukkig vaak gebaseerd op kundigheid. Ik zie vooral de grote zaken, met de grote advocaten, en die hebben hun naam toch vooral te danken aan kundigheid, niet aan slinksheid. Ze staan allemaal als een boom voor hun cliënt.
Ik heb zelden gezien dat een advocaat in de rechtszaal staat te schutteren, dat pleit voor hen. Maar ik heb me weleens afgevraagd waarom die ene getuige niet wordt opgeroepen. Of: waarom begint hij zijn pleidooi met zulke zwakke argumenten? Maar meestal doen ze het heel behoorlijk. Toen Bram Moszkowicz voor het Hof van Discipline moest verschijnen, zag je dat typische beeld: dure auto, mooi gesneden maatpak, lederen aktetasje, goed gebruind, wapperende jaspanden. De snelle jongen met de mooie auto, zo zien burgers het. In veel gevallen is dat niet terecht. Onder advocaten zitten ook dossiervreters, mensen met veel kennis van technisch bewijsmateriaal, maar dát ziet de burger niet.
Omdat de maatschappij als geheel verandert, verandert de advocatuur ook. Burgers worden steeds kritischer, ook ten opzichte van advocaten. Binnen de advocatuur zie ik tegenwoordig meer zelfreinigend vermogen dan voorheen. Die trend zal denk ik wel doorzetten. Daar komt bij dat advocaten meer zullen vechten om zaken te krijgen. Door de dalende criminaliteit zijn er steeds minder strafzaken te verdelen.
De advocaat die ik het meest spreek is Geert-Jan Knoops. Ik bel hem meestal als ik een juridisch-inhoudelijke vraag heb die hij me uitlegt. Wie de beste strafpleiter van het land is kan ik niet zeggen.
Met enige regelmaat word ik door een advocaat gebeld die zijn zaak in de media wil bepleiten, om er bekendheid aan te geven. Meestal kan ik er ook wel iets mee. Maar ik denk ook weleens: is dit wel in het belang van je cliënt?
Doorgaans snappen advocaten goed hoe de media werken en hoe ze die kunnen inzetten. Wel zijn hun media-optredens niet altijd even handig. Ze gebruiken in hun teksten net iets te veel mitsen en maren, een te veel omhaal van woorden en dat landt niet zo goed. Een goede soundbyte is nu eenmaal moeilijk. Zelf krijg ik ook weleens het verwijt kort door de bocht te zijn, maar ook mijn ruimte in de krant is beperkt.’
‘Staatstoezicht is een brug te ver’
Wat vinden journalisten van het plan voor een college van toezicht?
Marian Husken (Vrij Nederland): ‘Er waait sinds enkele jaren een andere wind binnen de beroepsgroep qua instelling en toezicht, zo heb ik zelf kunnen vaststellen. Lang hield niemand binnen de beroepsgroep het voor mogelijk dat Bram Moszkowicz zich zou moeten verantwoorden voor het Hof van Discipline. Dat gebeurde uiteindelijk wel. Het instellen van een toezichthouder namens de overheid op de advocatuur vind ik op dit moment daarom overbodig en bovendien niet wenselijk. De waakhonden van de rechtsstaat kunnen daardoor plotseling last krijgen van zelfcensuur omdat ze bij scherpe kritiek op rechters of Openbaar Ministerie hun broodwinning mogelijk in gevaar zien komen.’
Gerlof Leistra (Elsevier): ‘De zaak-Moszkowicz heeft laten zien dat het tuchtrecht naar behoren werkt, ook al had het eerder al zo moeten werken. Te veel overheidsbemoeienis vind ik niet nodig en ook niet wenselijk, want ook hier gaat het wringen als de overheid zelf een tegenstander is in de rechtszaal.’
Harry Lensink (Vrij Nederland): ‘Ik vermoed dat dit een oude wens is van voormalig officier van justitie Teeven, die zich ooit liet ontvallen een lijstje met “foute advocaten” in zijn binnenzak te hebben. De advocatuur is voldoende in staat om te zorgen voor orde binnen de eigen gelederen. Door de toenemende aandacht voor misstanden zal die drang tot zuiverheid in eigen kring alleen maar toenemen. Er is natuurlijk niets tegen onafhankelijk toezicht, maar dan wel met de volstrekte garantie dat Haagse bemoeienis achterwege blijft. De staat is daarvoor zelf te vaak partij in een conflict.’
Tobias den Hartog (Algemeen Dagblad): ‘Bij de affaire-Bram Moszkowicz dacht ik: hoe heeft het met deze man zo lang kunnen doorgaan? Misschien zijn er in de advocatuur meer uitwassen die we niet kennen. Het lijkt erop dat het toezicht niet optimaal functioneert, maar of een ander toezicht, zoals Teeven dat wil, dat kan voorkomen, durf ik niet te zeggen.’
Saskia Belleman (De Telegraaf): ‘Ik vind dat de advocatuur te lang naar binnen gericht is geweest en daardoor de roep om een ander georganiseerd toezicht over zichzelf heeft afgeroepen. Cliënten kregen het gevoel dat het geen zin had om te klagen omdat raadslieden elkaar de hand boven het hoofd hielden. En dat terwijl er zelfs volgens de vorige algemeen deken Jan Loorbach structureel ondermaats presterende advocaten zijn. Het toezicht anders organiseren is dus prima, maar staatstoezicht is een brug te ver. Vooral omdat in veel zaken advocaten tegenover diezelfde staat staan.’
‘De verdachte heeft recht op een raadsman’
Is het volgens journalisten terecht dat er wordt bezuinigd op rechtsbijstand?
Gerlof Leistra (Elsevier): ‘Nee. De onderkant van de samenleving wordt op dit punt goed bediend. Maar mensen met een iets hoger inkomen – de onderkant van de middenklasse – kunnen rekeningen krijgen van advocaten waar je u tegen zegt. Als je procedeert om een tuinhekje van de bouwmarkt van een paar tientjes, dan heb je geen financiële ondersteuning nodig. Maar wel als je plotseling een machtige overheid tegenover je hebt staan.’
Saskia Belleman (De Telegraaf): ‘Het moet mogelijk blijven voor mensen die zelf geen advocaat kunnen betalen om goede gesubsidieerde rechtsbijstand te krijgen. Maar niemand ontkomt helemaal aan bezuinigingen. Het kan het positieve effect hebben dat er een drempel wordt opgeworpen voor zaken die écht nergens over gaan en die beter in onderling overleg kunnen worden opgelost. Er worden nog te weinig pogingen gedaan om een gang naar de rechter te voorkomen door bemiddeling.’
Marian Husken (Vrij Nederland): ‘Nee. Er zullen steeds meer verdachten zijn die een beroep op rechtsbijstand onder meer door de nieuwe strategie van de overheid. Die is er op gericht om er voor te zorgen dat misdaad niet loont. Dat betekent dat bij vervolging ook meteen beslag wordt gelegd op alle goederen en rekeningen van een verdachte. Die verdachte heeft recht op een raadsman, die moet dus rechtsbijstand aanvragen. Daarnaast is door de extra bezuiniging en de toegenomen werkdruk bij het OM en de rechterlijke macht de kans groot dat er mogelijk fouten worden gemaakt. Allemaal redenen dus om het potje rechtsbijstand juist extra aan te vullen.’
Michel Knapen