Vanaf 15 augustus zal de Raad voor Rechtsbijstand de proceskostenveroordeling in civiele zaken verrekenen met de toevoegvergoeding. Advocaat Bas Vlieger van Van Doorn cs Advocaten in Amsterdam legt uit hoe de regeling werkt.

Waarom is deze maatregel nodig?
‘Bij betalingen aan advocaten die een civiele zaak winnen voor een cliënt met een toevoeging, en waarbij de wederpartij is veroordeeld tot het betalen van de proceskosten, ondervond de Raad voor Rechtsbijstand problemen bij de verrekening van de proceskostenvergoeding met de toevoegvergoeding. Dit kwam doordat de proceskostenvergoeding toekomt aan de cliënt en niet aan de advocaat.’

Hoe is dit probleem ontstaan?
‘Voorheen werd de proceskostenvergoeding in zaken waarbij op toevoeging werd geprocedeerd bij de veroordeelde of verliezende partij geïncasseerd door de griffie. Dat gebeurde op grond van art. 243 Rv. De griffie betaalde vervolgens uit aan de cliënt (ter compensatie van de eigen bijdrage), zichzelf (als er nog griffierechten verschuldigd waren) en als er dan nog iets overbleef aan de advocaat. Voor de toegevoegde advocaat was dat wel zo prettig omdat de Raad voor Rechtsbijstand de volledige toevoegvergoeding (minus de eigen bijdrage) uitkeerde aan de advocaat.
Per 1 november 2010 kwam art. 243 Rv te vervallen. Daarmee verviel de afhandeling door de griffie. Sindsdien komt de proceskostenvergoeding toe aan de cliënt. Dit bracht de Raad voor Rechtsbijstand in een lastig parket, want op grond van het huidige art. 32 lid 3 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (BVR 2000) is de raad alleen gerechtigd het bedrag van de proceskostenvergoeding te verrekenen met de uitkering aan de advocaat wanneer de advocaat aanspraak heeft op de proceskostenvergoeding. Daarmee kwam het incassorisico voor de proceskosten bij de advocaat te liggen. De raad begreep die impasse, en schortte de verrekening met advocaten op in afwachting van nadere regelgeving.’

Hoe wordt dit probleem opgelost?
‘Daartoe wordt het BVR 2000 gewijzigd. Volgens het nieuwe art. 32 derde lid, wordt het bedrag van de kostenveroordeling altijd in mindering gebracht op de vergoeding aan de advocaat. Tegelijkertijd zijn maatregelen getroffen en zal de advocaat maatregelen moeten treffen opdat hij aanspraak heeft op de proceskostenvergoeding.
Het zou wenselijk zijn geweest om de inning van de proceskostenvergoeding bij wet te regelen, zoals nu al in het bestuursrecht gebeurt. Art. 8:75 lid 2 van de Awb bepaalt dat er bij een proceskostenveroordeling wordt uitgekeerd aan de advocaat. Maar een wetgevingstraject zou te lang gaan duren, vond de staatssecretaris. Daarom is gekozen voor een regeling middels het BVR 2000.’

Wat wijzigt er in de praktijk?
‘De regeling geldt alleen voor toevoegingen die na 15 augustus worden afgegeven. Het aanvraagformulier voor een toevoeging wordt dan gewijzigd: er komt een passage in rond inning en verrekening van de proceskostenvergoeding. Daarnaast kan de vordering ter zake van de proceskostenvergoeding gecedeerd worden. Daarvoor heeft de raad een modelovereenkomst opgesteld, te downloaden van de site van de raad. Ook kan de advocaat de cliënt een machtiging laten ondertekenen waarin staat dat een eventuele proceskostenvergoeding in de uitspraak aan de advocaat wordt toegewezen.’

Wat als het toch niet lukt om de vordering op de wederpartij te verhalen?
‘Voor gevallen waarin het uiteindelijk onmogelijk blijkt de proceskostenvergoeding op de wederpartij te verhalen, is een hardheidsclausule toegevoegd. Die treedt bijvoorbeeld in als de wederpartij failliet is, er conservatoir derdenbeslag is gelegd, als de tegenpartij met de noorderzon blijkt te zijn vertrokken, of als de tegenpartij in de schuldsaneringsregeling zit. In dat geval moet de oninbaarheid van de vordering wel worden aangetoond, bijvoorbeeld met een vonnis of brief van een deurwaarder.’

Tatiana Scheltema

Download artikel als PDF

Advertentie