Kinderen komen bij vechtscheidingen steeds vaker onder toezicht van Bureau Jeugdzorg. Volgens Jeugdzorg hebben niet alle advocaten voldoende oog voor de belangen van kinderen. Advocaten op hun beurt kaatsen de bal terug.
Zomaar een zaak: een dramatisch verlopen scheiding. Er is geweld gebruikt, er waren psychiatrische problemen, het kind is onder toezicht van Bureau Jeugdzorg gesteld. Even leek het de goede kant op te gaan. Tussen de moeder en het kind was een omgangsregeling getroffen. De vader wilde wel weer met de moeder praten. En er werd een afspraak gemaakt voor een gezamenlijk gesprek bij Bureau Jeugdzorg. Maar dan.
Op de dag van het gesprek valt bij Bureau Jeugdzorg een dagvaarding voor een kort geding op de mat. De moeder vecht de omgangsregeling aan. Het gaat haar te langzaam, vindt ze. ‘Die dagvaarding zette de verhoudingen onmiddellijk weer op scherp,’ zegt Jeugdzorg-advocate Esther Lam. ‘De vader vroeg zich af: waar komt dit kort geding vandaan? We waren toch goed bezig? De positieve ontwikkeling werd door die dagvaarding weer tenietgedaan.’
De zaak speelt in Lams eigen praktijk. Lam is huisadvocaat van Bureau Jeugdzorg Noord-Holland en voert daarnaast een gewone familierechtpraktijk. Ze zegt uitdrukkelijk géén vechtadvocaat te zijn. ‘Je kunt vechten om het huis of over de alimentatie, maar als het om de kinderen gaat, vind ik het ontzettend belangrijk om het overleg te zoeken. Als advocaat heb je daarbij een sturende rol. Dat die dagvaarding van die moeder er kwam, is de keuze van de advocaat. Ik zou in zo’n geval eerder zeggen: laten we dat gesprek afwachten, misschien brengt het wel iets positiefs.’
Dat niet iedereen dat geduld opbrengt, gaat advocaat Lam aan het hart. ‘Sommige advocaten sturen heel erg aan op procedures. Dat heeft denk ik te maken met hoe je erin staat als advocaat. Ben je er alleen voor de belangen van je cliënt, of vind je dat je ook de belangen van het kind in de gaten moet houden? Advocaten die ook naar het belang van het kind kijken, zie je minder snel procedures aanspannen.’
De vraag is alleen of dit wel zo eenvoudig ligt. Bureau Jeugdzorg is er om de belangen van het kind te behartigen, maar advocaten zijn er niet altijd van overtuigd dat Bureau Jeugdzorg de expertise in huis heeft om bijvoorbeeld die belangen te doorzien, of los te koppelen van die van de cliënt.
Lam: ‘Iedereen kijkt vanuit de eigen optiek naar zo’n zaak: de ouders, de kinderen, Bureau Jeugdzorg, en ook de advocaten. En iedereen zit er met emotie in.’
Mondige ouders
Het aantal procedures waarin Bureau Jeugdzorg betrokken is, neemt de laatste jaren toe. Dat komt óók doordat kinderen van ruziënde ouders steeds vaker door de rechter onder toezicht (OTS) worden gesteld van Bureau Jeugdzorg. Echtscheidingsperikelen van de ouders zijn inmiddels bij zo’n 35 procent van de onder toezicht gestelde kinderen de belangrijkste reden voor een aanmelding bij Jeugdzorg, zo bleek twee jaar geleden uit een interne peiling onder gezinsvoogden in de regio Midden- en Zuid-Kennemerland. Maar mondige, hoogopgeleide ouders en hun advocaten accepteren het gezag van Jeugdzorg niet zomaar en nemen hun conflicten mee.
Met deze ruziënde ouders wist Jeugdzorg zich aanvankelijk geen raad. ‘We waren veel tijd en energie kwijt aan langslepende procedures, klachten van de ene ouder over de ander, of bemiddeling,’ zegt Bas van Dijke, teamleider bij Bureau Jeugdzorg in Haarlem. ‘En uiteindelijk bereik je niet wat je beoogt met die OTS; dat het beter gaat met het kind en dat het geen gevolgen ondervindt van de strijd.’
Het roer moest om volgens Van Dijke. ‘Onze insteek is om de ouders weer verantwoordelijk te maken voor het gezamenlijke ouderschap. We gaan nu dus alleen nog met beide ouders in gesprek en vragen de rechter om in de beschikking op te nemen dat ouders zich aan onze aanwijzing moeten houden. Als ouder kun je dan drie dingen doen: opvolgen, negeren, of aan de kinderrechter voorleggen. Als advocaat kun je daar dus ook een keuze in maken. Ik word heel blij van een advocaat die adviseert om onze aanwijzing op te volgen. Zo’n procedure heeft ook weinig zin, dat ze de aanwijzing moesten opvolgen stond immers al in de beschikking.’
Advocaten zijn kritisch. De kans dat de rechter afwijkt van een aanwijzing van Bureau Jeugdzorg is volgens advocaat Huib Struycken uit Amsterdam vrijwel nihil. Regelmatig vecht hij de bemoeienissen van Bureau Jeugdzorg met zijn cliënten aan, maar zelden met succes. Om het beeld van Bureau Jeugdzorg als speelbal van hoogopgeleide, mondige ouders moet hij dan ook hartelijk lachen. Het is eerder andersom, zegt hij. ‘Ouders staan totaal machteloos tegenover Bureau Jeugdzorg en de enorme druk die er op ze wordt uitgeoefend. Ook wordt steeds sneller om een OTS of zelfs uithuisplaatsing gevraagd, en meestal gaat de rechter daarin mee. Ik ken genoeg hoogopgeleide ouders die er maar niet in slagen om de rechter ervan te overtuigen dat die OTS totaal niet nodig was.’
Familiedrama
Dreiging van OTS alleen al veroorzaakt enorme stress, en kan zelfs de aanzet tot een familiedrama zijn. Dat suggereerde althans NRC Handelsblad in een reconstructie van de gebeurtenissen voorafgaand aan de moord op de jongetjes Ruben en Julian uit Zeist. De krant deed dit, aan de hand van een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming over de bemoeienissen van Bureau Jeugdzorg met het gezin. De vader van de jongetjes zou tot zijn daden zijn gekomen omdat hij op het punt stond het ouderlijk gezag te verliezen.
‘Als een kind door een ouder overlijdt, lijkt het soms of het aanwijzen van alleen die ouder als verantwoordelijke niet volstaat,’ zegt advocaat Esther Lam. ‘Er wordt onmiddellijk gevraagd naar de rol van Bureau Jeugdzorg en de politiek doet daaraan mee. Iedereen vindt iets, zonder te weten wat er werkelijk speelde. Jeugdzorg kan ook niks zeggen over zo’n zaak maar door dat slechte imago staan ze meteen al 0-1 achter.’ En de standaardreflex is genoegzaam bekend: nóg meer regels, protocollen, bureaucratie.
Of de hulpverlening door al die maatregelen verbetert, is nog maar zeer de vraag. ‘De mogelijkheden daartoe worden zeer overschat,’ zegt Lotje van den Puttelaar, advocaat te Rotterdam. In het verleden trad ook zij vaak op voor Bureau Jeugdzorg. ‘Het idee is: als er méér toezicht is, komt alles wel goed. Maar zo’n gezinsvoogd ligt heus niet onder het kinderbedje te kijken of het goed gaat. Wat die mensen kunnen is maar heel beperkt: ze hebben weinig tijd, moeten veel rapporten schrijven. De doorsnee gezinsvoogd heeft een hbo-opleiding. Daar is niks mis mee. Maar de tijd en capaciteit om te doorgronden wat er écht speelt is er niet. Vroeger, als de kinderrechter iets zei, accepteerde je dat. Nu niet meer. Dus je kunt zoveel beschikkingen hebben als je wilt, maar als mensen zich er niet aan houden, heb je er weinig aan. Bovendien zijn de zaken veel complexer geworden. Je ziet bijvoorbeeld steeds vaker mensen met ernstige persoonlijkheidsstoornissen. De situatie is soms zó complex dat je echt een superspecialist – een psychiater – nodig hebt om dat te doorgronden.’
Als je in zo’n geval merkt dat het de verkeerde kant op gaat móét je als advocaat wel ingrijpen, vindt Van den Puttelaar. Als voorbeeld geeft ze de zaak van gescheiden ouders wier kindje leukemie kreeg. ‘De vader was op oorlogspad tegen de moeder. Hij was wel lief voor het kind, maar ondernam steeds activiteiten waardoor dat kind uitgeput raakte en een terugval kreeg als het terugkwam bij de moeder. Hij was ook laks met het toedienen van medicijnen. Dus de moeder hield zich soms niet aan de beschikking. Uiteindelijk oordeelde de rechter dat het kind bij de moeder bleef wonen, maar dat zij het ouderlijk gezag verloor. Een salomonsoordeel, waar niemand beter van wordt.’
Tatiana Scheltema