Gerard Spong wil een schadeclaim tegen de staat indienen. Volgens de Amsterdamse advocaat is de slavernij een door de staat geaccordeerd instituut, waarin de staat zelf ook meedeed. Kern van de zaak is dat nazaten van de slavernij nu nog last hebben van de gevolgen. Niet alleen de staat, maar ook andere instituties die bij de slavernij waren betrokken, zoals bank Insinger de Beaufort, lopen kans een dagvaarding te ontvangen.
Spong springt in de bomkrater die de uitspraak van de Haagse rechtbank in 2011 inzake de nabestaanden van Rawagede heeft veroorzaakt. Nederlandse militairen richtten tijdens de strijd om de onafhankelijkheid van Nederlands-Indië in dit dorp een bloedbad aan. In 2011 stelde de rechtbank de Nederlandse staat aansprakelijk voor de schade. In die uitspraak werd in feite de verjaring doorbroken van een onrechtmatige overheidsdaad. Wees de Hoge Raad nog eerder een claim inzake de Goudstikker-collectie af op grond van verjaring, Rawagede opent de weg voor procedures tegen de staat over misstanden uit het verleden.
Spong heeft gelijk. In tegenstelling tot Duitsland of Amerika is Nederland nauwelijks in staat om aan Vergangenheitsbewältigung te doen. Tot op de dag van vandaag spreekt de regering over politionele acties, vredesmissies of gebruikt andere superlatieven voor het begrip oorlog. Minister van Sociale Zaken Lodewijk Asscher (PvdA) heeft ‘spijt’ van de slavernij, maar biedt geen excuses aan. Semantische rookgordijnen die niet beklijven. Lukt het niet om consensus of berusting via een maatschappelijk debat te bereiken dan is een juridische procedure een prima alternatief. Iedere psycholoog zal erkennen dat structurele ontkenning of nuancering van een misstand het slachtoffer alleen maar harder doet roepen.
Vanuit deze context is het laatste woord ook nog niet gezegd over de Holocaust. Op 10 mei 1940 vluchtten niet alleen de koningin en het kabinet naar Engeland, maar ook het grootste deel van de ambtelijke top. Daardoor konden SS, Gestapo en NSB geruisloos essentiële ambtelijke posities innemen. Vervolgens was het kinderlijk eenvoudig om Joodse Nederlanders op te sporen en te deporteren. Veel gemakkelijker dan bijvoorbeeld in Denemarken.
De Deense koning en regering hebben direct bij de eerste Duitse militaire dreiging gecapituleerd. Wel met de volgende afspraak: het ambtelijk apparaat blijft gehandhaafd. Daardoor kregen SS en Gestapo nauwelijks toegang tot de bevolkingsadministratie met als resultaat dat vanaf 1943 een omvangrijke reddingsoperatie kon worden opgezet. Van de Deense Joden overleefde 99 procent de oorlog. Een schril contrast met Nederland waar 75 procent van de Joden werd vermoord, het hoogste percentage in West-Europa. Het Nederlandse zwijgen op 4 mei is wat mij betreft dan ook vooral symbolisch voor het gebrek aan maatschappelijk debat over de Nederlandse verantwoordelijkheid aan de deportaties.
Indien uit historisch onderzoek blijkt dat er een causaal verband bestaat tussen de vlucht van de Nederlandse regering naar Engeland en de exponentieel grote omvang van de Holocaust in Nederland, is een schadeclaim van overlevenden en hun nabestaanden jegens de staat terecht. Wie vlucht, ontkent, nuanceert en bagatelliseert, moet dan maar betalen.

Harry Veenendaal

Download artikel als PDF

Advertentie