Hof van Discipline, 14 december 2012, 6253, LJN: YA4402/YA2099. Ontvankelijkheid van de klacht. Gedragsregel 1.
Tuchtrecht ook van toepassing op handelen van advocaat/werknemer ten opzichte van zijn advocaat/werkgever.
Mr. X is vier jaar werkzaam geweest in loondienst op het kantoor van mrs. Y. Voorafgaand aan het beëindigen van de arbeidsovereenkomst met mrs. Y en het beginnen van een eigen advocatenkantoor met twee andere advocaten heeft mr. X kopieën gemaakt van verschillende dossiers en documenten, dossiers en kantooreigendommen meegenomen en zonder overleg nagenoeg al zijn cliënten actief geïnformeerd over zijn voorgenomen vertrek. Hij had zonder overleg getracht de cliënten te binden aan zijn nieuwe kantoor en in werktijd activiteiten ontplooid voor het starten van het eigen kantoor. De tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst bevatte geen concurrentie- of relatiebeding.
Mr. X beriep zich erop dat mrs. Y in hun klacht niet-ontvankelijk waren, omdat het niet ging om een geschil tussen advocaten bij hun beroepsuitoefening, maar om een geschil tussen mrs. Y als werkgever en mr. X als werknemer. In dat geval is volgens mr. X alleen de burgerlijke rechter en niet de tuchtrechter bevoegd. Zowel de raad als het hof deelt deze opvatting van mr. X niet. Het is vaste rechtspraak van het hof dat, ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, het advocatentuchtrecht van toepassing blijft. Wel zal de tuchtrechter in een dergelijk geval slechts toetsen aan de beperkte maatstaf of het vertrouwen in de advocaat door de gestelde gedragingen wordt geschaad.
Anders dan de raad overweegt het hof dat, ook al mag het zo zijn dat mr. X het vertrouwen heeft geschonden dat mrs. Y in hem stelde in zijn hoedanigheid van kantoorgenoot/werknemer, niet valt in te zien dat mr. X alleen al daardoor het vertrouwen in de advocatuur heeft geschonden. Dit laatste zou wel het geval kunnen zijn geweest indien de relaties van partijen door de gedragingen van mr. X op enigerlei wijze bij het geschil tussen mrs. Y en mr. X betrokken zouden zijn geraakt. Dat was echter niet gebleken; desgevraagd heeft zowel mrs. Y als mr. X aan het hof verklaard dat zij daarover geen klachten van relaties hadden gekregen. Het hof acht de klachten van mrs. Y ongegrond.