– Hof van Discipline, 19 november 2012, zaaknummer 6268, LJN: YA4406/YA2126. Wat een behoorlijk advocaat betaamt ten opzichte van de wederpartij. Gedragsregel 16.
Verbod om getuige te benaderen is pas van toepassing nadat bewijsopdracht is verstrekt.

Klager verwijt mr. X dat hij Gedragsregel 16 lid 1 heeft overtreden door in hoger beroep een verklaring van Z over te leggen, terwijl klager in eerste aanleg heeft aangevoerd dat Z in het kader van een bewijsopdracht als getuige zou kunnen worden gehoord. Het hof overweegt dat, zolang er feitelijk geen bewijsopdracht is gegeven, in beginsel nog geen sprake is van de in artikel 16 lid 1 omschreven situatie. In het onderhavig geval was van een bewijsopdracht geen sprake: de rechtbank had de vordering van klager op grond van de processtukken toegewezen en in hoger beroep was door klager zelfs nog geen bewijsaanbod gedaan.
In die omstandigheden mocht mr. X, die namens zijn cliënt hoger beroep wilde instellen en met het oog daarop inzicht wilde krijgen in de feitelijke gang van zaken, Z horen, Z om een verklaring vragen en deze verklaring overleggen bij de memorie van grieven. Indien Gedragsregel 16 lid 1 zo ruim moest worden uitgelegd als klager stelde, dan zou, door in enig processtuk maar zo veel mogelijk namen te noemen van personen die in geval van een bewijsopdracht zouden kunnen worden gehoord, de wederpartij sterk benadeeld kunnen worden in het vergaren van (tegen)bewijs. Het stond mr. X dan ook vrij om in het kader van het hoger beroep naar een verklaring van Z te vragen.

 

Download artikel als PDF

Advertentie