Twee jaar na de start van het ZSM-project stromen er ruim 15 duizend strafzaken per maand binnen op de ZSM-tafel waaraan Openbaar Ministerie, politie, reclassering en slachtofferhulp zitten. Maar de rechtsbijstand voor deze verdachten is nog altijd niet geregeld.Bijlage:

En trots dat het Openbaar Ministerie is! Het project ZSM – ‘zo snel/simpel/slim/samen mogelijk’ – lijkt een aardig succes te worden. Niet langer werken politie, OM, reclassering en slachtofferhulp achter elkaar aan een zaak, maar nu gebeurt dat gelijktijdig. Zeven dagen per week zitten deze vertegenwoordigers van de strafketen samen aan tafel, spreken gezamenlijk over de zaak, de verdachte en het slachtoffer, en beslissen zo snel mogelijk over de afdoening en tenuitvoerlegging van een sanctie. Het gaat daarbij altijd om zaken in de sfeer van de kleine (veel voorkomende) criminaliteit.
Het ronkende persbericht dat het OM vorige week de wereld instuurde maakt melding van de prestaties, die in twee jaar zijn gerealiseerd. Het ZSM-project ging in maart 2011 als lokale pilot (Utrecht) van start, en kan nu al mooie cijfers laten zien. In mei stroomden er bijna 21 duizend kleine strafzaken bij het OM binnen, en ruim 15 duizend daarvan werden ZSM afgehandeld. De tijd dat oude zaken lang op de plank lagen en verdachten en slachtoffers rekening moesten houden met lange doorlooptijden, lijkt achter de rug. Nu wordt in 86 procent van de gevallen binnen één maand besloten hoe de zaak zal worden afgedaan. In 41 procent van de zaken wordt zo’n beslissing dankzij ZSM zelfs binnen één dag genomen.

Niet betrokken
Iedereen blij? Nou nee, want de rechtsbijstand is nog steeds niet voldoende geregeld, zegt beleidsadviseur strafrecht Esther van den Bosch van de Orde. ‘Bij de totstandkoming van ZSM is de advocatuur niet betrokken geweest. Er zijn dus weinig pogingen gedaan om de rechtsbijstand veilig te stellen.’ Het merendeel van de advocaten is niet blij met de komst van ZSM, weet Van den Bosch. ‘Maar er is helaas geen keuze. ZSM is er en dan moet rechtsbijstand daarin ook een plaats krijgen.’ Een conceptadvies van een speciale werkgroep is zo goed als klaar, met aanbevelingen hoe de rechtsbijstand zou moeten worden georganiseerd.
Toch heeft, zo zegt Jan Leliveld (Algemene Raad) de advocatuur er alles aangedaan om de rechtsbijstand eerder op de agenda te krijgen. ‘Het project is ontstaan uit de praktijk van het OM. In het begin had men de handen vol aan de eigen organisatie en is de rol van de advocatuur toen te beperkt gebleven.’ Onderkend wordt inmiddels, ook bij het OM, dat goede rechtsbijstand noodzakelijk is voor het slagen van ZSM en wordt er, hard aan getrokken om de rechtsbijstand ook georganiseerd te krijgen.
Maar dan doemen er vele vragen op. Leliveld: ‘Eerst moeten we aan de voorkant de groep verdachten die met ZSM te maken krijgen zo klein mogelijk maken. Is een vrijheidsbeperking wel nodig bij kleine vergrijpen? Kan de politie niet vragen of een verdachte zich morgen vrijwillig op het bureau meldt in plaats van deze onder dwang vast te houden? Daarnaast moet de achterkant worden geregeld: zorg ervoor dat de gevolgen van een sanctie zo beperkt mogelijk zijn. Een boete betalen is minder erg dan vijf jaar een strafblad te hebben.’ Dat laatste is, aldus Van den Bosch, het gevolg van een OM-strafbeschikking. ‘Dat is iets anders dan een transactie, en leidt – zonder dat een rechter en een advocaat erbij betrokken zijn geweest – tot een strafblad.’

Minimumvoorwaarden
Als advocaten beter worden toegelaten tot ZSM, komt er een aantal praktische vragen. Kan hij de verdachte op het arrestantenverblijf spreken, of zit hij in de nabijheid van de tafel met de andere ketenpartners? Leliveld: ‘Het is niet de bedoeling dat een advocaat aan die tafel zit. Wel is een van onze minimumvoorwaarden dat advocaten over dezelfde informatie beschikken als de politie of het OM. Daarom is een plek in de buurt van het OM van belang.’ Verder moet de rechtsbijstand zo efficiënt mogelijk worden geregeld, liefst live maar zo nodig via een videoverbinding. ‘Maar biedt die ook voldoende waarborgen voor een vertrouwelijk overleg?’
Ondanks deze praktische en logistieke bezwaren en problemen denkt Leliveld dat het wel goed komt met de rechtsbijstand bij ZSM. In een column in Opportuun, het maandblad van het Openbaar Ministerie, spreekt (zie bijlage) hij van een ‘hoopvolle advocatuur’: ‘Omdat op sommige plekken al verbeteringen zijn gerealiseerd en omdat ZSM past in een bredere vernieuwing van het voortraject, waarbij de Salduz-richtlijn cruciaal zal blijken.’

Tekst: Michel Knapen

Advertentie