Met de verlaging van de forfaitaire uurvergoeding voor strafadvocaten naar 70 euro, zijn we weer terug in 2000. De tijd waarin het aantal advocaten dat bereid was gesubsidieerde rechtsbijstand te verlenen flink terug liep. De voorgenomen bezuinigingen van staatssecretaris Fred Teeven gaan volgens Nancy Dekens, strafrechtadvocaat in Amsterdam, ten koste van de kwaliteit van de rechtsbijstand en daarmee van de rechtsbescherming van de vervolgde burger. Het vinden van een alternatief is volgens haar meer dan de moeite waard.
Vlak voor het zomerreces van werkend Nederland lanceert de Rijksvoorlichtingsdienst op 12 juli 2013 de brief op internet van staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Fred Teeven. Het is een uitgebreid document van achttien pagina’s met allerlei vergaande maatregelen om de kosten aan gefinancierde rechtsbijstand terug te dringen. De plannen van de staatssecretaris zijn voor de advocaten die de door de overheid gefinancierde rechtsbijstand verlenen zeer ingrijpend, zo niet desastreus.
Teeven kondigt zoveel maatregelen aan dat het makkelijk is om over een zeer ingrijpende maatregel voor advocaten heen te lezen: de vergoeding per punt in uiterst bewerkelijke zaken wordt verlaagd van 104 naar 70 euro, met ingang van 1 juli 2014.
Wanneer deze maatregel wordt doorgevoerd, treft het veel advocaten die zich volledig hebben toegelegd op het verlenen van rechtsbijstand in strafzaken. Die advocaten zien dan ongeveer een derde van hun omzet verdampen. Dat zal grote gevolgen hebben voor de rechtsstaat.
Economische crisis
Ons land verkeert al jaren in een economische crisis, die velen in de samenleving voelen in hun portemonnee. Er wordt door het huidige kabinet en door voorgaande kabinetten fors bezuinigd, op alle fronten. In de media wordt het “kaasschaven” genoemd. Dat ook bezuinigd zou worden op de gefinancierde rechtsbijstand was onontkoombaar. Maar dit onzalige voornemen van de staatssecretaris valt niet onder kaasschaven. Amputatie dekt de lading beter.
Achtergrond hoogte vergoeding
Feit is dat sinds de jaren ‘90 van de vorige eeuw vanuit de advocatuur de roep om aanzienlijke verhoging van de forfaitaire uurvergoeding steeds groter werd en ook nodig was. Er is hard gestreden, niet voor een hoge vergoeding, maar voor een redelijke vergoeding. Het aantal advocaten dat toen nog bereid bleek deel te nemen aan het stelsel van de gesubsidieerde rechtsbijstand liep flink terug, vanaf het jaar 2000. Een toename vond pas weer plaats nadat de forfaitaire vergoeding een aantal keer buiten de gebruikelijk indexering om is verhoogd.
De forfaitaire vergoeding bedroeg op 1 januari 2000 70 euro per punt. Tot en met 31 december 2003 is dat bedrag opgelopen tot 82 euro per punt. Op 1 januari 2004 volgde een flinke verhoging van het basisbedrag naar ineens 94 euro per punt. Kennelijk vond de advocatuur 94 euro voldoende redelijk. Het aantal advocaten dat door de overheid gefinancierde rechtsbijstand verleent nam in die periode namelijk toe.
De Staatssecretaris deelde de Tweede Kamer in het licht van zijn besparingsvoorstellen met betrekking tot de toegang tot het recht in 2011 mede dat hij met de (toen) voorgestelde maatregelen van mening was dat de toegang tot het recht voldoende in stand zou blijven.
In 2011 bedroeg het basisbedrag per punt door indexeringen 113 euro. Dat bedrag is inmiddels verlaagd naar 104 euro. Tegen die verlaging had ik geen bezwaren. Immers, iedereen levert in, advocaten dus ook. Mijn grens wordt echter fors overschreden met een verlaging naar 70 euro.
De staatssecretaris houdt er geen rekening mee dat veel tijd die advocaten moeten besteden verloren gaat aan corresponderen met de Raad voor Rechtsbijstand over extra uren, en verrichtingen die sec beschouwd de strafzaak niet betreffen, maar die wel in directe relatie tot de strafzaak staan, zoals telefoongesprekken en besprekingen met ongeruste familieleden van cliënten, wachten op zittingen, etc.
Het is daarnaast een illusie dat de gemiddelde strafklant de (verhoogde) eigen bijdrage betaalt. Mensen hebben het geld simpelweg niet, dan wel, het wordt gewoon niet betaald. Veel advocaten incasseren die eigen bijdragen daarom niet. En nemen dat verlies.
Mijn conclusie is dan dat al veel van de elasticiteit van de pro deo strafrechtadvocaat is gevraagd. Er is al behoorlijk wat spek van het bot gehaald. Maar in een tijd van economische neergang is dat niet erg.
Niet terug naar 2006 maar naar 2000
Wat wel erg is, is dat Teeven de Tweede Kamer amper drie maanden geleden heeft medegedeeld niet terug te willen naar de Middeleeuwen voor wat betreft de hoogte van de vergoedingen aan advocaten, maar naar het niveau van 2006. Het niveau van 2006 was een vergoeding van ongeveer 100 euro per punt. Toen de regering in het voorjaar een nieuwe reeks bezuinigingen aankondigde, vertrouwde ik wat betreft de vergoedingen op rechtsbijstand, op die mededeling van de staatssecretaris. En hield ik rekening met een kleinere verdere verlaging naar bijvoorbeeld 100 euro per punt. De voorgestelde nieuwe verlaging werpt ons echter jaren verder terug in de tijd, namelijk naar het jaar 2000. Terug naar het niveau waarvan men toen vond dat die vergoeding niet redelijk was. Terug naar een niveau dat destijds een leegloop in de pro deo advocatuur veroorzaakte.
De vergoeding die de overheid tot op heden betaalt, ligt ver onder de uurtarieven van betalende cliënten. Voor die vergoeding wordt met passie verdedigd. Die vergoeding moet nu dalen naar een tarief dat nagenoeg geen advocaat rekent, naar een tarief dat in 2000 niet redelijk werd gevonden, naar een tarief dat lager is dan dat van een beginnende advocaat. Verwacht de Staatssecretaris dat de kwaliteit van de te verlenen rechtsbijstand op het huidige niveau blijft? Ik voorzie dat dat voor velen geen haalbare kaart zal zijn.
Kosten dalen niet
Deze wijziging zou al moeten worden ingevoerd op 1 juli 2014. Dat brengt advocaten van kleine strafrechtkantoren in financiële problemen. Zij zijn voor het overgrote deel afhankelijk van door de overheid gefinancierde rechtsbijstand. Alle kosten van het advocatenkantoor moeten daar nog van af. Veel van die kosten blijven gelijk. Daarnaast is er ook sprake van allerlei verplichtingen waar niet in het tempo van de staatssecretaris door de advocatenkantoren intern op kan worden bezuinigd.
Maar bovendien is ook sprake van een bepaalde kwaliteit die moet worden gehandhaafd. De cliënt verwacht dezelfde bijstand en heeft daar mijns inziens ook recht op. Het verkrijgen en behouden van kwaliteit gaat vanzelfsprekend ook gepaard met kosten. Door zo rigoureus te snijden in de vergoedingen zal die kwaliteit in het gedrang komen. De burger wordt daar dan de dupe van.
Het is een illusie dat verdachten rechtsbijstand zelf gaan bijbetalen. Dat gebeurt nu niet en dat verandert niet in een jaar tijd. Het gros van de mensen waar wij bijstand aan verlenen en die niet om een strafrechtelijke vervolging vragen, heeft dat geld niet.
Beloftes staatssecretaris zijn niets waard
De huidige voorgestelde maatregelen zijn dusdanig dat de beoogde begroting van de staatssecretaris wordt gehaald. De zo broodnodige rechtsbescherming van de burger zal er zwaar onder lijden. In de media wordt vooral gesproken over de waarborg van de toegang tot het recht die in het gedrang komt. Wanneer komt daar ook de waarborg van een redelijke vergoeding bij? En daarmee de waarborg van goede rechtsbijstand? Ook dat is een element dat onlosmakelijk verbonden is met het goed functioneren van de rechtsstaat.
Dit kabinet maakt het verschil tussen arm en rijk niet kleiner, maar steeds groter. De financieel minder bedeelden zijn doorgaans minder mondig, hebben vaak op allerlei fronten problemen waar zij het hoofd tegen moeten bieden. Juist deze groep van onze bevolking is aangewezen op rechtsbescherming door de overheid en heeft toegang tot het recht op een goed kwalitatief niveau nodig. De toegang tot het recht wordt door deze staatssecretaris inderdaad gewaarborgd. De omstandigheden waaronder die waarborg wordt gegeven is echter niet meer dan een wassen neus. De korte termijndoelstelling, de begroting, wordt bereikt. Op de langere termijn zal het leiden tot minder rechtvaardigheid en gerechtigheid voor vooral de onvermogende burger.
Tegen welke prijs zijn advocaten bereid pro deo bijstand te blijven verlenen? De passie voor mijn vak zal wanneer die vergoeding in een jaar tijd met nog eens een derde van de huidige vergoeding, wordt verminderd, plaatsmaken voor zorgen. De kans is groot dat advocaten net als in de jaren ‘90 zullen afhaken op het terrein van de pro deo rechtsbijstand. Zeker de gespecialiseerde en meer ervaren advocaten. Dat vormt een groot en reëel gevaar voor de kwaliteit van de rechtsbijstand in strafzaken en dus ook voor de rechtsbescherming van de vervolgde burger.
Is de samenleving bereid die prijs te betalen? En de advocatuur? Als strafrechtadvocaat word je geacht op te komen voor het belang van je cliënt en om die cliënt een stem te geven in de rechtszaal. Nu raakt het ook ons eigen belang. Om mij heen vang ik vooral gelatenheid en berusting op. Dat maakt mij ongerust. Als wij nu lijdend blijven, worden deze maatregelen doorgevoerd.
Ik hoop van harte dat de staatssecretaris bereid blijkt zijn plannen te wijzigen en op andere manieren tracht zijn gat in de begroting te dichten, waardoor de druk op het systeem van de gefinancierde rechtsbijstand ook vermindert. De samenleving zou om te beginnen weer wat toleranter en verdraagzamer moeten worden, waardoor minder strafrechtelijke vervolgingen hoeven plaats te vinden. Dat is nu wellicht maatschappelijk moeilijk verteerbaar, maar voor het effect op de lange termijn is het vinden van een dergelijk alternatief meer dan de moeite waard.
Tekst: Nancy Dekens, strafadvocaat bij Dekens & Groenendaal in Amsterdam.