Met een hausse aan faillissementen is er voor iedere curator voldoende werk. Maar op de curatorenlijst staan minder advocaten dan vroeger en het verloop van de verdeling van de zaken door de rechtbank is nog steeds onduidelijk.
De een z’n dood. Precies 4983 bedrijven en instellingen gingen in de eerste helft van 2013 failliet (13 procent méér dan in de eerste helft van 2012) en even zo vaak werd een curator door een rechtbank verzocht het faillissement af te wikkelen. Daarbij maakt een rechtbank gebruik van een curatorenlijst met benoembare curatoren. Ooit werd er met scheve ogen gekeken naar die curator die veel faillissementen mocht doen, zeker als het faillissementen betrof waar echt wat te halen viel. Waar de één er met de hoofdprijs vandoor ging, voelde de ander zich tekortgedaan. Die tijd lijkt over, zo blijkt uit een belronde onder curatoren.
‘Ik heb de indruk dat in het arrondissement Midden-Nederland een eerlijke verdeling wordt gehanteerd’, zegt Robbert Vriezen (Marree en Dijkshoorn Advocaten, Amersfoort). ‘Ik denk dat de rechtbank op toerbeurt een curator benoemt, afhankelijk van de grootte van het faillissement en of de advocaat en zijn kantoor dat aankunnen. Ik heb van niemand gehoord dat hij zich onderbedeeld voelt.’
‘Wij voelen ons niet tekortgedaan’, zegt John Velenturf (Rassers Advocaten, Breda). Maar van anderen heeft hij weleens gehoord dat ze zich wat misdeeld voelen. ‘Ach, in het verleden hoorde je die geluiden weleens’, zegt Guido Sanders (Keizers Advocaten, Eindhoven), ‘maar tegenwoordig niet meer’. En Paulien Antons (Dorhout Advocaten, Groningen): ‘Hier staan 26 curatoren op die lijst en mijn indruk is dat er van hen geen klachten zijn.’
Sinds enkele jaren hebben de rechtbanken flink in de curatorenlijsten gesnoeid. Veel curatoren die soms jarenlang faillissementen afwikkelden, verdwenen van de lijst – vaak met veel onbegrip en af en toe een gerechtelijke procedure om er weer op te komen (zoals onlangs twee curatoren uit Breda, die hun verzoek in rook zagen opgaan). De overgebleven curatoren vinden dat het huidige systeem goed werkt.
Guido Sanders: ‘De rechtbank Oost-Brabant (‘s-Hertogenbosch) was de eerste die het curatorenbestand heeft teruggedrongen. In 2005 waren er zo’n duizend faillissementen en het aantal curatoren op de lijst ging toen terug van honderdtachtig naar vijftig. Iedereen zou jaarlijks zo’n twintig faillissementen kunnen afwikkelen. Sindsdien is de commotie over de verdeling verstomd, hoewel er altijd nog advocaten zijn die graag op die lijst willen staan.’
Met het terugdringen van het aantal curatoren wilden de rechtbanken een professionaliseringsslag doorvoeren en stelden kwalitatieve eisen aan de benoeming. Die staan nu opgesomd in Recofa-uitgangspunten bij de benoeming van curatoren en bewindvoerders in faillissementen en surseances van betaling, een document dat in maart 2013 is gepubliceerd.
Veel duidelijkheid heeft dat niet gebracht. ‘Het is ondoorzichtig waarom de ene curator een faillissement krijgt en de andere niet’, weet Antons. ‘Maar als je drie keer een natuurlijk persoon hebt gekregen en al een tijdje geen failliet bedrijf meer, dan trekken curatoren wel aan de bel.’
‘Iedereen krijgt dan wel zijn deel, maar waarop een benoeming is gebaseerd blijft onduidelijk’, zegt ook Sanders. ‘We hebben geen inzicht in de keuzes die de rechtbank maakt om iemand aan te stellen als curator. Een tombola? Zo zou ik het ook weer niet willen noemen. Het is de vrijheid van de rechtbank die een curator zoekt die past bij het faillissement.’
Ook Velenturf vindt de richtlijnen onduidelijk. ‘Ongeveer anderhalf jaar geleden heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Breda) de curatorenlijst drastisch ingekort maar de criteria op basis waarvan de lijst is opgeschoond, zijn nadrukkelijk niet bekendgemaakt. En of je wel of geen faillissement krijgt, is vaak een black box. Duidelijk is wel dat je geen curator wordt in het faillissement van een cliënt of wanneer je op vakantie bent. De rechtbank kijkt naar de kantoororganisatie en vervangingsmogelijkheden. Ik mag aannemen dat de rechtbank een eerlijke verdeling nastreeft.’
Daar gaat ook Koenraad de Klerk (VDT Advocaten, Tilburg) vanuit: ‘De criteria en de gedachtegang van de rechtbank inzake het benoemingenbeleid zijn lastig te beoordelen. Grosso modo is er sprake van een eerlijke verdeling. Er is altijd wel een curator die teleurgesteld is, maar die heeft nog geen recht om een faillissement af te wikkelen.’ Wel is volgens De Klerk het benoemingsbeleid tegenwoordig transparanter en de communicatie daarover beter dan in het verleden.’
Om die reden vraagt Insolad-secretaris Ilan Spinath zich dan ook af of er écht een probleem is. ‘De kwestie van wie wel en wie niet op de lijst komt speelt al heel lang. En ook de vraag waarom de ene curator een faillissement krijgt toebedeeld en de ander niet. Recente wanvertoningen zijn ons niet bekend. Moeten de criteria transparanter? Moet het een soort aanbesteding worden: u voldoet aan bepaalde criteria en u bent aan de beurt? Of moet je het overlaten aan de rechtbank? Het zal altijd wel wat schipperen blijven. We rekenen op een eerlijke verdeling want we moeten er allemaal van leven.’ Desondanks heeft het onderwerp wel de aandacht van Insolad, zegt Spinath.
De verdelingscriteria zijn inderdaad globaal, geeft rechter-commissaris Piet Neijt van de Rechtbank Oost-Brabant toe. Hij is één van de opstellers van de Recofa-uitgangspunten. ‘We hebben bekeken of we die nader kunnen objectiveren, maar er is geen formule te bedenken. Concreter kunnen we ze niet maken. We kennen de kritiek van curatoren dat de uitgangspunten niet duidelijk zijn, we spreken daarover met hen, maar we hebben nog geen suggestie ontvangen hoe het beter kan.’ Daar komt bij dat de Faillissementswet de rechtbank niet verplicht een benoemingsbeslissing te motiveren.
Ontevredenheid binnen Neijts arrondissement over de verdeling van faillissementen onder de curatoren kent hij niet. Periodiek vindt er met hen overleg plaats en dan wordt ook gevraagd of ze de indruk hebben of ze voldoende of te weinig zijn benoemd. ‘Soms heeft een curator het gevoel dat hij wat weinig grote faillissementen heeft gehad. Als dat terecht is, proberen we daar in de toekomst rekening mee te houden.’ De rechtbank kijkt daarbij niet alleen wie er aan de beurt is, maar zeker of de curator en zijn kantoor de kwaliteiten en omvang hebben om het specifieke faillissement te doen, of er ervaring en bijzondere kennis zijn en of het kantoor in de buurt ligt van het failliete bedrijf. ‘Als we alles afvinken, blijft er doorgaans maar één geschikte curator over’, zegt Neijt. Door de omvang van de curatorenlijst kan een curator rekenen op minimaal één zaak per maand. ‘Dan heeft het voor hem zin om te investeren in kennis en kan hij zijn ervaring op peil houden.’
Voor curatoren blijft het dus, zoals Insolad-secretaris Spinath al aangaf, schipperen. Sanders: ‘Je moet niet alleen het zoet maar ook het zuur accepteren. Wil je alleen die faillissementen waaruit je echt wat kunt halen en weiger je de lege boedels te doen, dan word je op een gegeven moment overgeslagen. Of je verdwijnt van de curatorenlijst.’ En ‘vage’ richtlijnen hebben ook voordelen, zegt Velenturf. ‘Het zou pas ingewikkeld worden als er officiële criteria zouden zijn, want dan zou de rechtbank daarop kunnen worden aangesproken. Nu behoudt de rechtbank die vrijheid. Cliënten kiezen ook hun eigen advocaat uit, een rechtbank kun je ook zien als een opdrachtgever die een zelfgekozen curator aanstelt.’
Eén regel uit de Recofa-uitgangspunten is wél duidelijk: ‘Uit de plaatsing op de curatorenlijst volgt geen recht op benoeming’.
Wie op de curatorenlijst wil komen, moet ‘relevante ervaring in faillissementen’ hebben, aldus de Recofa-uitgangspunten. Maar ervaring kan doorgaans pas worden opgedaan als iemand vaak als curator optreedt. Om die cirkel te doorbreken, werkt de Rechtbank Oost-Brabant nu met aspirant-curatoren. Rechter-commissaris Piet Neijt: ‘De vaste groep curatoren wordt ouder, meer ervaren en dus duurder. Zo kan er een waterhoofd ontstaan, waarbij niemand nog interesse heeft in de kleine zaken. We hebben tien aspirant-curatoren op de lijst gezet, die zo ervaring kunnen opdoen en tevens kunnen zorgen voor de opvolging op de kantoren. Meer curatoren bij evenveel zaken, dus voor iedereen wordt de spoeling dunner? Nee, kantoren krijgen nog evenveel faillissementen, maar binnen een kantoor moeten de zaken wel worden verdeeld tussen de ervaren curator en de aspirant-curator.’