Een kind dat van school wordt gestuurd of een leerling die lager advies krijgt dan de ouders voor ogen hadden. Vroeger aanvaardden ouders het gezag van de leraar, nu stappen ze naar de rechter. Onderwijs is een groeimarkt voor de advocatuur.

Bij haar aantreden in 2010 als hoogleraar onderwijsrecht aan de Vrije Universiteit zei Miek Laemers: ‘Ouders gaan meer op hun strepen staan.’ Die trend zet door, zo blijkt uit cijfers van de Landelijke Klachtencommissie Onderwijs en van rechtsbijstandsverzekeraar Achmea (zie ‘Meer zaken’ op de volgende pagina).

     Volgens hoogleraar Laemers begon de juridisering van het Nederlandse onderwijs in 1999 met de zaak-Schaapman tegen de gemeente Amsterdam. Karina Schaapman eiste toen een schadevergoeding van de gemeente Amsterdam, omdat haar zoon een leerachterstand had opgelopen. Schaapman moest bijlessen betalen en vorderde dat de school die zou betalen. De rechter gaf haar gelijk. Laemers ziet nu dat in Nederland steeds meer advocaten zich specialiseren in onderwijsrecht. ‘Een mooie ontwikkeling,’ zegt Laemers. ‘Ouders, leerlingen en docenten, maar ook schoolbesturen kunnen adequaat worden bijgestaan.’

     Ze beschouwt de bezuinigingen op het onderwijs in combinatie met toenemende aandacht voor onderwijskwaliteit als de voornaamste aanjager van het aantal onderwijszaken: ‘De druk op leerkrachten en het bevoegd gezag groeit, terwijl er minder geld is. Leerlingen worden op allerlei manieren getest en getoetst: met leerlingvolgsystemen, centrale eindtoetsen. Tegelijk is het toezicht door de Onderwijsinspectie geïntensiveerd. Scholen die het stempel “zwak” of “zeer zwak” hebben, moeten dat bekendmaken. Ouders zitten constant op het vinkentouw.’

     De nadruk op goed onderwijs is ook juridisch vertaald: de Wet op het primair onderwijs zegt dat het bevoegd gezag verantwoordelijk is voor de onderwijskwaliteit. Wie die kwaliteit in twijfel trekt of anderszins in conflict raakt met de school, kan gebruikmaken van steeds meer klachtenregelingen en kan zich wenden tot een groeiend aantal geschillencommissies.

    Ook onderwijsadvocaat Jacques Dijkgraaf ziet dat ouders zich niet meer zo makkelijk neerleggen bij een beslissing van de school. ‘De scholen zijn de afgelopen jaar ingrijpend veranderd’, zegt Dijkgraaf, voorzitter van de Vereniging Advocaten en Rechtsbijstandverleners in het Onderwijs (VARO, 101 leden). ‘Ze stellen zich op als leverancier van onderwijs. Ouders krijgen het gevoel dat ze geen deel meer uitmaken van de schoolgemeenschap.’ Zijn eigen vader zat in het schoolbestuur en verniste in de zomervakantie de schoolbanken. Die intensieve betrokkenheid is volgens hem nu ver te zoeken.

     De verhouding tussen scholen en ouders is door de verminderde betrokkenheid drastisch veranderd. ‘Het verlenen van onderwijs is een inspanningsverbintenis’, zegt Dijkgraaf. ‘Maar veel ouders beschouwen het als een resultaatsverbintenis.’ Met andere woorden: school, zorg maar dat mijn kind straks in groep 8 een vwo-advies krijgt. Die tendens wordt versterkt doordat scholen zich, gedwongen door gepubliceerde ranglijsten en scores, steeds meer profileren op kwaliteit.

Dat ouders de school aansprakelijk stellen voor letsel of schade aan kleding is van alle tijden, constateert advocate Brechtje Paijmans in haar proefschrift De zorgplicht van scholen. ‘Maar schadevergoeding vorderen vanwege pesten en onvoldoende onderwijskwaliteit is relatief nieuw.’ De kans van slagen is klein. De civiele rechter is in zijn beoordeling over de kwaliteit van het onderwijs zeer terughoudend. ‘Hij zal de beleidsvrijheid van de school en de pedagogische vrijheid van de docent erkennen, en daarom niet snel op de stoel van de schooldirecteur of de docent gaan zitten.’

     Als er iets bijzonders is met een leerling of een klas, acht de rechter zich wel bevoegd om het gegeven onderwijs inhoudelijk te beoordelen, stelt Paijmans. Dat gebeurde in de zaak-Schaapman. Ook twee hbo-instellingen die studenten tijdens hun stage onvoldoende begeleidden, werden in het ongelijk gesteld en waren aansprakelijk voor studievertraging. Maar vorderingen tegen de school worden nog steeds vaker afgewezen dan toegewezen. In 2012 werd 44 procent van de onderwijszaken ongegrond verklaard, eenzelfde deel werd deels gegrond verklaard. Het aantal zaken met het stempel gegrond bleef steken op 12 procent.

 

Procederen vanwege kwaliteit blijft een loterij met vele nieten. ‘Een zaak aanspannen bij de rechter of de geschillencommissie leidt niet vaak tot succes’, stelt Miek Laemers. ‘Scholen hebben een grote beleidsvrijheid. De rechter of de geschillencommissie zal nooit een vijf in een zeven veranderen. Hoogstens zal de school de beoordeling over moeten doen als die niet zorgvuldig tot stand is gekomen.’

     Als ouders en leerlingen stappen ondernemen tegen de school gaat het bijna altijd over verwachtingen waaraan niet is voldaan. Jacques Dijkgraaf noemt als eerste de veilige schoolomgeving. ‘Pesten heeft onder meer te maken met de eisen die wij nu stellen aan kinderen. Ouders accepteren nauwelijks nog dat hun kind een buitenbeentje is. De zorgen om de veiligheid op school zijn zo oud als Methusalem. Het verschil is alleen dat een veilige schoolomgeving nu geprotocolleerd is.’ Dijkgraaf: ‘Er komt steeds regelgeving bij. Je ziet dus botsende ontwikkelingen. De docenten moeten allerlei zaken bijhouden om zich te kunnen verantwoorden. Ze kunnen minder aandacht aan de kinderen geven, waardoor ouders eerder aan de bel trekken.’

     Dijkgraaf zet vraagtekens bij de juridisering van het onderwijs. ‘De ontwikkeling van kinderen is geen voorspelbaar proces,’ meent hij. ‘De vertrouwensband met de docent is van groot belang.’ Over de rol van advocaten in het onderwijs zegt hij: ‘Eenzijdig het standpunt van de cliënt verwoorden en gelijk zien te krijgen werkt hier niet. De waarheid ligt bijna altijd in het midden. Een oplossing die past in de leerontwikkeling van de leerling en het herstel van vertrouwen, is belangrijker dan het afdwingen van het gelijk. Dat uitgangspunt laat zich lastig combineren met een houding gericht op in rechte vaststellen en executeren.’

     Ook in de toekomst zullen juristen nog handenvol werk hebben aan onderwijs, verwachten ze. Laemers voorziet onder meer veel zaken over vergoeding van leerlingenvervoer. Door de krimp op het platteland zullen kleine scholen sluiten, waardoor leerlingen grote afstanden moeten afleggen naar de dichtstbijzijnde school. Daarvan verwacht Laemers veel aanvragen en afwijzingen.

     Volgens Dijkgraaf zal ook passend onderwijs veel conflicten opleveren. Tot nu toe moeten ouders zelf een geschikte school zien te vinden voor een kind met een extra zorgvraag. ‘De Wet passend onderwijs draait de zaak om: de ouder kan het kind aanmelden bij de school en die moet dan binnen het samenwerkingsverband een school zoeken.’ Hij verwijst naar de drieduizend ’thuiszitters’, de leerplichtige kinderen die nergens terechtkunnen. Die zullen vanaf 1 augustus 2014 echt niet allemaal onder de pannen zijn.

     Dijkgraaf weet globaal al wat hem te wachten staat in het komende schooljaar. In het begin zijn er de toelatingsproblemen, daarna volgen geschillen over kwaliteit en uitvoering. Vervolgens is in het hoger onderwijs het bindend studieadvies een bron van conflicten. En in de tweede helft van het schooljaar volgen geschillen over verwijdering, beoordelingen van toetsen en, niet te vergeten, de norm voor het overgaan. 

 

 

Download artikel als PDF

Advertentie