Toen ik nog arbeidsrecht deed, heetten de HR-managers nog gewoon Hoofd PZ. Maar wat hetzelfde is gebleven, is dat je in die functie de speelbal bent van elkaars uitsluitende verwachtingen. Die kun je dus nooit allemaal inlossen. Je superieuren willen een gedwee arbeidsklimaat met hoge productiviteit en lage kosten en de werknemers hogere lonen, meer pensioen, een kortere werkweek en een kantoorabonnement op de dichtstbijzijnde fitness.
In die rol van kurkenzak zit de Raad voor de Rechtspraak ook. Ook die kan onmogelijk het beide partijen (de minister en de rechters) volledig naar de zin maken.
In zijn nieuwjaarstoespraak gaf Erik van den Emster al ruiterlijk toe dat zijn organisatie wel erg geabsorbeerd was geweest door de door de ‘directie’ gewenste stroomlijning en herinrichting van het productieproces en onvoldoende een luisterend oor had gehad voor de geprangde ‘werknemers’ met hun principiële bezwaren en hun gehavende arbeidssatisfactie. Erik beloofde beterschap: ze gingen het land in om meer aandacht aan de inhoud te geven. Het Manifest van Leeuwarden was toen nog heel vers.
Intussen zijn de gemoederen allengs verhitter geraakt en personen met meer of minder positie en gezag nemen diametrale standpunten in.
Hoe kijkt de advocatuur hier naar? Uit onderzoek blijkt dat de advocatuur door de bank genomen respect heeft voor en vertrouwen in de rechterlijke macht. De in het manifest beleden bezwaren manifesteren zich dus niet sterk in voor ons waarneembare tekortkomingen in de productie (kwaliteit en tempo), al klagen advocaten weleens over afdoen zonder eigenlijk wel geïndiceerd tussenvonnis, onnodige splitsing van zaken en vergelijkbare weerkaatsingen van de geuite bezwaren.
Dat leidt tot dezelfde vraag als ook uit de publieke discussie naar voren komt: verrichten de rechters inspanningen ver voorbij wat in redelijkheid van ze verwacht kan worden of zijn het querulante watjes die een voorbeeld moeten nemen aan de rechters van stavast van de vorige generatie?
Ik houd me maar aan wat ik van rechters hoor die uit de advocatuur zijn overgestapt: er wordt in hun nieuwe biotoop net zo goed hard gewerkt als in de advocatuur maar hard op een andere manier: misschien wat minder uren maar wel met een zeer hoge intensiteit en met ononderbroken, geestelijk belastende beslissingsverantwoordelijkheden in kwesties die voor de partijen enorm ingrijpend zijn.
Dat houd je vol als je je de dienaar voelt van een kloppend en fair systeem dat zich laat leiden door de opdracht ieder toe te delen wat hem toekomt. Een instituut waar je trots voor voelt en waarbinnen je je vertrouwd en gerespecteerd weet. Die gevoelens zijn er kennelijk niet door wat ervaren wordt als een pervers financieringssysteem dat door zijn mechanisme indirect ook wordt beleefd als minachtend en manipulatief jegens die dienaren zelf.
Vertrouwen geven; een luisterend oor hebben; ruimte bieden aan de werkenden om zich ‘mede-eigenaar’ te gaan voelen van het tot stand gebrachte eindresultaat van de organisatie als geheel. Modern werkgeverschap richt zich erop dat medeverantwoordelijkheid voor de doelen van de organisatie bij de werknemers wordt georganiseerd. Daar zou weleens de sleutel kunnen liggen. Dat lijkt me manifest.