Wat een eer om van repliek te worden gediend door Eduard Santen, naar verluidt de oudste advocaat van Nederland.[1] Aristoteles wist het al: ethiek is niets voor jonge mensen, juridische beroepsethiek dus evenmin. Maar toch: is het ’te kort door de bocht’ dat advocaten er voor moeten zorgen dat wie gelijk heeft dat ook krijgt? Als (civiele) cliënten de waarheid verbergen, mogen hun advocaten die niet openbaren ook al leidt dat tot onrecht, schrijft Santen. Tot 2002 was dergelijke versluiering niet verboden, sindsdien geldt toch echt de waarheidsplicht van art. 21 Rv, hoe weinig bekend en slecht afdwingbaar die ook is. Anders dan Santen schrijft, is die waarheidsplicht evenmin een kwestie van goede of slechte verweren.
Santen doet de casuïstiek in het interview af als ‘loos aandoende misprijzingen’. De ironie van zijn bespiegelingen is dan weer wél dat die mij grotendeels gelijk geven. Verzekeringsjuristen die niet betalen omdat de wederpartij geen geld heeft om te procederen? ‘Iedereen zal dat schandelijk vinden en dus een slecht voorbeeld.’ Juist omdat het schandelijk is, biedt dit zo’n goed voorbeeld van slechte beroepsethiek. Advocaten doen zulke dingen niet, schrijft Santen. Hoe weet hij dat? Schrijver dezes zou advocaten die deze en dergelijke kunstjes uithalen echt niet de kost willen geven.
Wél weer mooi is Santens subtiele benadering van confraternaliteit in wederzijdse bewaking van fatale termijnen en vergelijkbare formaliteiten. Soms moet wél worden gewaarschuwd, soms niet: ‘Alles heel moeizaam en bedenkelijk.’ Natuurlijk kunnen bijzondere omstandigheden de doorslag geven. Punt is alleen dat de hedendaagse praktijk er meestal anders over denkt: collega’s behoeden voor beroepsfouten is slecht voor de eigen cliënt en dus niet aan de orde. Zo bevestigt Santen nog eens dat de beroepsethiek van advocaten verbetering behoeft.
Het interview draait niet om de gemeenplaats ‘dat zich onder advocaten ondeugden bevinden’. Het ging en gaat om betwiste maatstaven voor deugd en ondeugd in de advocatuur. Daarover moet beter worden nagedacht. Als schrijver dezes al dan niet als ‘praatjesmaker’ (Santen) daarvoor nog lang aandacht kan blijven trekken, is het vraaggesprek niet voor niets geweest.
Hendrik Kaptein, Rechtsfilosoof, Universiteit Leiden
[1] Peter Louwerse, ‘Advocaten zeggen weinig verstandigs over ethiek’, Advocatenblad 2013-7, p. 15.