Vier jaar lang beheerde Jan Leliveld als lid van de Algemene Raad van de Orde van Advocaten de portefeuille strafrecht. Vlak voordat hij op 1 november wordt opgevolgd door Bert Fibbe schetst Leliveld de stand van zaken van de belangrijkste dossiers waaraan hij met vele betrokkenen werkte.
De ontwikkeling van rechtsbijstand in de voorfase nadert langzamerhand het kookpunt. Vier jaar geleden werd naar aanleiding van de zogenoemde Salduz-jurisprudentie gestart met een consultatierecht na aanhouding en een aanwezigheidsrecht van advocaten bij verhoren van verdachten van zeer ernstige delicten en bij minderjarigen.[1] Vervolgens werd een concept-wetsvoorstel in consultatie gebracht, dat in afwachting van Europese ontwikkelingen op de plank werd gelegd.
Op 10 september 2013 heeft het Europees Parlement de Richtlijn toegang tot een advocaat aangenomen. Die richtlijn gaat verder dan de Nederlandse conceptwetgeving. Er wordt gesproken over ‘minor offences’ en ‘overige offences’ en de richtlijn maakt geen verder onderscheid in de omvang of inhoud van de rechtsbijstand. Verdachten die in aanmerking komen voor rechtsbijstand hebben recht op bijstand bij het politieverhoor. Uit de richtlijn blijkt verder dat de advocaat participeert in het verhoor. Zo mag hij vragen stellen, verduidelijking vragen en opmerkingen plaatsen die in het verslag worden opgenomen.
De inhoud van de bijstand sluit fraai aan bij het eerder, bij gebrek aan overeenstemming tussen advocatuur en politie (die uitging van enkel een aanwezigheidsrecht), eenzijdig door de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) opgestelde Protocol Raadsman bij Politieverhoor. Maar het concept-wetsvoorstel zal als gevolg van de Europese richtlijn drastisch moeten worden aangepast; een proces dat inmiddels in gang is gezet.
ZSM
Een tweede belangrijke ontwikkeling is de aandacht voor versnelling binnen de strafrechtketen. Het zwaartepunt bij de versnelling is komen te liggen op het ZSM-initiatief van het Openbaar Ministerie, waarbij eenvoudige misdrijven zo snel mogelijk, het liefst door een (hulp)officier van justitie, op het politiebureau worden afgedaan. Ruim tweeënhalf jaar geleden is ZSM in de advocatuur geïntroduceerd. Pilots, waarbij advocaten op politiebureaus werden gestationeerd om snel bijstand te kunnen verlenen, zijn gestart in Utrecht en later ook in Rotterdam. Het duurde tot het voorjaar van 2013 voordat de advocatuur in de breedte een inbreng kreeg. Een werkgroep heeft inmiddels een advies uitgebracht, waarin de belangrijkste voorwaarden voor het verlenen van rechtsbijstand bij ZSM worden besproken.
Volgens de NOvA dient de ZSM-toestroom te worden beperkt door vaker af te zien van aanhouding, zodat verdachten in vrijheid beslissingen kunnen nemen. Als verdachten wel worden aangehouden, dient er altijd contact te zijn met een advocaat. Dit kan in elk geval door advocaten op centrale plekken (in de buurt van de afdoeningstafel) te laten plaatsnemen. Zo mogelijk kunnen advocaten ‘live’ met hun cliënt spreken. Lukt dat niet, dan zullen goede videoverbindingen geregeld moeten zijn, anders zal de bijstand niet effectief zijn.
Voor sommige zaken en verdachten zal altijd sprake moeten zijn van live-bijstand. In Rotterdam wordt op dit moment in pilots gewerkt met lijsten waarop is aangegeven welke verwijten in elk geval om live-bijstand vragen. De keuze tot live-bijstand moet primair bij de advocaat liggen.
Voor effectieve bijstand is het volgens de NOvA ook noodzakelijk dat de advocaat over dezelfde informatie beschikt als de betrokkenen aan de afdoeningstafel, en dan in het bijzonder natuurlijk de officier van justitie. Aan de achterzijde van het ZSM-traject is het van belang dat betere afstemming met de rechtspraak plaatsvindt over de vraag welke zaken uiteindelijk niet door de officier van justitie maar door de rechter moeten worden afgedaan, en hoe die afdoening dan zou moeten aansluiten bij ZSM. Ook dient bezien te worden op welke wijze de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens aanpassing behoeft, zodat bijvoorbeeld sancties die zonder rechterlijke tussenkomst zijn opgelegd minder verstrekkende gevolgen hebben voor bijvoorbeeld het verkrijgen van een Verklaring Omtrent Gedrag.
Gelet op al deze ontwikkelingen is het evident dat de rol van de strafrechtadvocatuur in de voorfase drastisch zal veranderen. In dat kader is een advies gevraagd aan de Commissie Innovatie. Het advies en de reacties op het advies vormden belangrijke bouwstenen voor de standpuntbepaling van de NOvA over de organisatie van de rechtsbijstand. Het betreffen echter slechts eerste stappen, naar een nieuwe invulling van de rol van de advocaat in de voorfase. Verdere aanpassingen zijn onoverkomelijk.
Kwaliteit
Verbetering van de kwaliteit van de advocatuur is zonder twijfel één van de belangrijkste thema’s voor de komende jaren. De nieuwe stagiaireopleiding (met daarbij een major en minor strafrecht) is daarvoor belangrijk, zo ook de daaropvolgende permanente educatie. De Specialistenvereniging (NVSA) zou daarbij een belangrijke rol kunnen spelen. In dat kader moet ook het NVSA-initiatief om te komen tot een opleidingsinstituut worden genoemd.
Tijdens het Jaarcongres 2013 zal de specialisatievereniging voor jonge strafrechtadvocaten NVJSA aan de verdere kwaliteitsverbetering aandacht besteden. Bijzondere thema’s zullen de komende jaren aan de orde komen zoals de verdere ontwikkeling van een cassatiebalie en scholing op specifieke onderdelen (jeugdstrafrecht, specifieke opleidingen voor bijstand in de voorfase). Dat continu aandacht voor kwaliteitsverbetering noodzakelijk is en dat de advocatuur hier een zelfkritische blik past, blijkt uit de discussie die dit onderwerp oproept bij bespreking met advocaten, maar ook uit een onderzoek over de rolopvatting/uitvoering van advocaten in de voorfase van het strafproces, dat dit najaar wordt afgerond.
Vertrouwelijkheid
Vertrouwelijkheid van de communicatie tussen de advocaat en zijn cliënt is cruciaal. Na de voor het Openbaar Ministerie desastreuze Hells Angels-uitspraken is de weg geopend naar een systeem van nummerherkenning. Inmiddels twee jaar geleden is een systeem geïntroduceerd dat kennisneming door de politie van vertrouwelijke advocaat-cliëntgesprekken voorkomt. Vervolgens is ook een systeem van nummerherkenning ontwikkeld voor telefoongesprekken tussen gedetineerden en advocaten.
Met de Dienst Justitiele Inrichtingen (DJI) heeft daarnaast overleg plaatsgehad over de vertrouwelijkheid van gesprekken in spreekkamers van penitentiaire inrichtingen. De DJI heeft hier garanties voor afgegeven. Actueel is het grote aantal ’taps’ van e-mails. Bezien moet worden of ook hier een systeem mogelijk is dat het voorshands onmogelijk maakt om van e-mails tussen advocaten en hun cliënten kennis te nemen.
Bij al deze ontwikkelingen werd ook duidelijk dat systemen, toepassingen en regels op dit gebied voortdurend in beweging zijn. Oplossingen zijn vaak complex en niet alomvattend. Advocaten zullen zelf extra aandacht moeten besteden aan vertrouwelijke communicatie met cliënten. Deze eigen verantwoordelijkheid voor veiligheid/bescherming van vertrouwelijke informatie is aan de orde gekomen bij bijeenkomsten die plaatsvonden ter gelegenheid van de introductie van de nieuwe advocatenpas. Het is de bedoeling dat deze advocatenpas in de toekomst een grotere rol gaat spelen bij beveiliging van digitaal verkeer.
De NOvA en het Openbaar Ministerie zijn in overleg over digitale verstrekking van strafdossiers aan advocaten. OM en rechterlijke macht digitaliseren al langer. Voorzien is dat binnen afzienbare tijd ook aan advocaten de mogelijkheid wordt geboden om dossiers digitaal binnen te halen, door met de advocatenpas in te loggen op een speciale portal. Hierbij is van belang dat ook andere organisaties in deze ontwikkelingen meegaan, opdat advocaten hun digitale dossier (op een eigen drager, bijvoorbeeld een laptop of tablet) ook kunnen invoeren in het huis van bewaring en de gedetineerde cliënt kennis kan nemen van de inhoud van het dossier.
Bejegening
Naast alle meer juridische thema’s speelden onderwerpen die (samengevat) gaan over bejegening. Eerst waren er incidenten tussen advocaten en het OM, die leidden tot gesprekken en een discussie op het jaarcongres van 2010. Ook bejegening van advocaten onderling bleek een heikel onderwerp. In het bijzonder moet daarbij gedacht worden aan het thema ‘ronselen’ van cliënten. In het tuchtrecht zijn hierover relevante uitspraken gedaan. Portefeuillehouders Strafrecht van verschillende raden van toezicht hebben advies uitgebracht aan het zogenoemde dekenberaad, om te bezien of een gemeenschappelijke benadering van dit onderwerp mogelijk is. De einduitkomst moet nog even worden afgewacht. Daarnaast heeft de NOvA recent bij de Raad voor de rechtspraak aangegeven geen voorstander te zijn van de aangepaste persrichtlijn zoals die per 1 maart 2013 in werking is getreden. Hierin is onder meer bepaald dat de stem van de verdachte buiten de rechtszaal mag worden afgespeeld. De NOvA heeft in dit kader gewezen op het belang van het respecteren van de privacy van de verdachte, maar ook op het risico dat verdachten zich niet vrij zullen achten te spreken en daardoor zullen zwijgen of anders zullen verklaren dan zij zouden hebben gedaan. Daardoor kan de waarheidsvinding geweld worden aangedaan. De toepassing van de nieuwe richtlijn zal begin volgend jaar worden geëvalueerd.
Financiering
Ten slotte past aandacht voor de ontwikkeling rondom de financiering van de strafrechtsbijstand. In de afgelopen jaren is onder meer twee keer vijf procent gekort op uurbijdragen. Daarnaast is gekort op vergoedingen in de piketfase. Inmiddels is een intensivering te verwachten van bijstand in de voorfase. Daarentegen vallen besparingen te verwachten (vanwege de versnellingen en afdoeningen door het OM) verderop in de keten. Besparingen niet alleen van advocaatkosten, maar besparingen die veel verder reiken.
Voor het kunnen blijven verlenen van goede rechtsbijstand is het van belang dat niet enkel op afzonderlijke extra kosten (van bijstand) wordt gefocust. Ook moeten besparingen in de keten worden betrokken bij de discussie omtrent de kosten van de rechtshulp. Daarnaast is het de hoogste tijd om aan te geven dat de grenzen van het betamelijke zijn bereikt als het gaat om verdere besparing op de gefinancierde rechtsbijstand. «
Wordt vervolgd…
(door lid van de Algemene Raad Bert Fibbe).
Jan Leliveld
[1] De onderliggende stukken van deze bijdrage zullen binnenkort te vinden zijn op de website van de Nederlandse Orde van Advocaten.