Journalisten liepen acht maanden rond bij een ‘doorsnee rechtbank en een doorsnee parket’. Het leverde een boek op over de thema’s waar de strafrechtspraak mee worstelt.
Journalisten Jelle van der Meer en Hella Rottenberg liepen acht maanden rond op de rechtbank in Haarlem, woonden zo’n honderd strafzittingen bij, spraken met rechters, medewerkers van het Openbaar Ministerie en enkele advocaten. Het resultaat, het recent verschenen Opwaaiende toga’s, is een boek dat het kleine, menselijke laat zien, en daarmee de grote thema’s blootlegt waar de strafrechtspraak mee worstelt.
Met hun blik van ‘verbaasde buitenstaander’ beschrijven Rottenberg en Van der Meer de dagelijkse gang van zaken bij een ‘doorsnee rechtbank en een doorsnee parket’. De betrokkenen komen veel zelf aan het woord, en zo krijg je als lezer inzicht in hun taakopvatting, hun afwegingen, de druk waaraan ze blootstaan. Bijvoorbeeld wat een officier belangrijk vindt bij het bepalen van de strafeis: ‘Als iemand geen inzicht toont, of onverschillig is, dan kan hij wat mij betreft 44 maanden krijgen. Doei! Ga eerst maar eens je best doen in detentie.’ Of hoe een advocaat haar jeugdige strafklantje voorbereidt op de zitting: ‘Heb je je dan verstopt omdat je schrok van de politie?’ Of hoe vrij rechters zich voelen bij het bepalen van de strafmaat: ‘(…) Als je niet meedoet aan strenger straffen, wijk je af van de oriëntatiepunten. En andersom ook. Je kunt niet te ver uit de pas lopen.’
Al die concrete verhalen zijn illustratief voor de thema’s die hoofdstuksgewijs aan bod komen. Zoals de bureaucratie van eenvoudige zaken: het Openbaar Ministerie (OM) laat uit zuinigheid veel binnenkomende zaken beoordelen door administratief-juridisch medewerkers. Ze vinken een lijstje af – maar lijstjes zeggen niet alles. Met als gevolg dat Mathijs, een keurige student die verdacht wordt van geweldpleging, na anderhalf jaar stressen vrijspraak tegen zich hoort eisen. De zaak had meteen moeten worden ‘gedumpt’, zegt de officier achteraf. Overtuigend bewijs was er niet. Intrekken vlak voor de zitting mag slechts bij uitzondering, want er wordt per behandelde zaak gefinancierd. De (anonieme) officier legt de schuld bij de beleidsmakers, die van alles prioriteit maken maar te krap financieren. ‘Het OM wacht op iemand met ballen die zegt: “Dit doen we niet!”.’
Missers als deze hoopt men te beperken met de versnelde afhandeling van strafzaken (ZSM), waar ook een hoofdstuk aan gewijd is. Bij ZSM is het immers de officier zelf die, op het politiebureau, de eerste beoordeling doet en bij voorkeur de zaak meteen afdoet. Dat lukt in veertig procent van de gevallen. Tot minder rechtszaken leidt het waarschijnlijk niet; er worden meer eenvoudige zaken afgehandeld die voorheen bleven liggen.
Rechters en officieren vertellen hoe ze aankijken tegen de Wet beperking oplegging taakstraffen – met name het verbod daarvan bij recidive leidt tot frustratie. Bij de zware aanpak van misdragingen tegen politie en hulpverleners valt het woord ‘doorgeschoten’. Voor de harde straffen die bolletjesslikkers op Schiphol krijgen bestaat weinig begrip. Een officier spreekt zich op persoonlijke titel uit voor legalisering.
De rol van het slachtoffer komt aan bod, en er is een lang hoofdstuk over de zin en onzin van straffen en behandelen bij verslavings- of psychische problematiek – beetje saai, maar wel illustratief: met de zaak tegen één verslaafde jongeman houden zich door de tijd heen zeventien rechters bezig.
De auteurs kregen geen carte blanche; zo bleven raadkamer, zittingen van de rechter-commissaris en de OM-afdeling zware criminaliteit voor hen verboden terrein. En ze moesten een contract tekenen met een boeteclausule van tienduizend euro voor elke overtreding.
In het laatste hoofdstuk, over media-stormen, zegt de (toenmalige) Haarlemse rechtbankpresident Herman van der Meer: ‘Media willen dat je iets laat zien en vervolgens gebruiken ze dat tegen je.’ In dat zinnetje zit volgens de auteurs de tragiek: de rechtspraak streeft wel naar openheid, maar alleen ten dienste van positieve beeldvorming. Volgens de auteurs zien publiek en rechtspraak elkaar, en zichzelf, alleen nog via de media: een spiegelpaleis. ‘We zien veel, maar wat we zien is van onduidelijke waarde.’ Ze suggereren ‘teruggaan naar het origineel’. Magistraten zijn volgens hen goed op weg de zittingen opener en begrijpelijker te maken, en ze zouden nog meer kunnen doen om mensen ‘binnen te harken’. ‘Trek die pui open, leg een terras aan, begin een rechtbankcafé, open een praathuis. Haal vaker die vierde wand neer.’ Met de organisatie van de Week van de Rechtspraak die in september werd gehouden, lijkt de rechtspraak het in die richting te zoeken. Of het lukt daarmee volledig uit de verkramping te komen is de vraag, maar het zal zeker helpen.
Opwaaiende toga’s
Achter de schermen van de rechtbank
Jelle van der Meer & Hella Rottenberg
Uitgeverij Van Gennep, Amsterdam
ISBN 978 94 616 4241 7
Trudeke Sillevis Smitt