Partner financieel strafrecht bij NautaDutilh en L4L-bestuurslid Joost Italianer onderwees deze zomer Chinese strafrechtadvocaten in Beijing. Verslag van een cursus vol wederzijdse verbazing. ‘Houd ik ze niet een sappig worstje voor?’

Op mijn hotelkamer in Xian Shang, een populair natuurgebied buiten Beijing, staat behalve het bordje no smoking ook een asbak. Is dit symbolisch voor de verhouding tussen regel en praktijk in dit land? Het zal de komende week blijken, wanneer ik hier voor twee groepen van ongeveer 35 advocaten uit heel China de praktijk van de strafrechtadvocatuur in Nederland en de invloed van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) daarop behandel.
            De cursus, met de indrukwekkende titel ‘Sino-Dutch Legal Cooperation on Training Chinese lawyers on International Human Rights Law’, wordt gehost door de China Law Society en de Erasmus Universiteit Rotterdam, van wie professor Yuwen Li de drijvende kracht is. Het doel is Chinese advocaten bekend te maken met de rechtsontwikkeling in Europa om zo die ontwikkeling in China te stimuleren. Mijn mededocent uit Nederland is – evenals in 2009, toen wij hier ook beiden doceerden – de Leidse hoogleraar Internationaal Publiekrecht Nico Schrijver. Hij zal internationale verdragen en de invloed daarvan op China behandelen. Daarnaast houdt een aantal Chinese advocaten en professoren een inleiding. Per groep advocaten geven wij tweemaal anderhalf uur college, telkens gevolgd door anderhalf uur discussie voor een maximale interactie. Alles met behulp van een tolk, omdat in elke groep maar een paar advocaten redelijk Engels spreken.
            Met de ervaring uit 2009 in het achterhoofd probeer ik mijn verhaal zo veel mogelijk aan te laten sluiten bij de dagelijkse praktijk van de cursisten en de problemen die zij ervaren. Moderne ontwikkelingen die te ver af staan van hun eigen praktijk, zoals interne onderzoeken, cybercrime en compliance, laat ik daarom deze keer buiten beschouwing. Ik begin met een foto van Vrouwe Justitia. De weegschaal die zij vasthoudt is een prachtige verbeelding van de door het EVRM gedicteerde equality of arms tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging: beide schalen zijn precies even groot, het is het gewicht (bewijs) dat erin gelegd wordt dat de doorslag moet geven.
            Equality of arms blijkt een term waar de tolk ironisch genoeg mee worstelt. Dit uitgangspunt is in Chinese strafzaken ver te zoeken: rechters trekken vaak samen met de officier van justitie een lijn tegen de verdediging. Verschillende Chinese advocaten vertellen verhalen over door marteling of onder dwang door cliënten afgelegde bekentenissen. Verzoeken om de verhorende politieambtenaren als getuige te horen worden stelselmatig genegeerd of afgewezen, zodat het feitelijk onmogelijk is onder dwang afgelegde verklaringen in een strafzaak aan te vechten.
            Bij mij komt, evenals de vorige keer, de twijfel op: bewijs ik deze collega’s wel een dienst met alle jurisprudentie over artikel 6 EVRM, het nemo-teneturbeginsel en het recht op tegenbewijs als ze daar toch niets mee kunnen? Houd ik ze niet een sappig worstje voor dat ik vervolgens weer in mijn koffer stop en mee terug neem naar Europa? De verdachte in China heeft niet eens zwijgrecht. Als de cliënt in het verleden op de zitting een onder dwang afgelegde bekentenis herriep, liep de advocaat die hem bijstond zelfs het risico zelf strafrechtelijk vervolgd te worden op grond van een bepaling die medeplichtigheid aan het vervalsen van bewijsmateriaal strafbaar stelt. Inmiddels, zo wordt mij verzekerd, wordt dit middel gelukkig niet meer ingezet, omdat het te veel in de gaten loopt als de overheid op die manier lastige advocaten uitschakelt. Daar kunnen andere middelen voor worden gebruikt, zoals het niet-verlengen van de advocatenvergunning bij de jaarlijkse verlengingsronde of het bestoken van advocaten met onterechte belastingclaims.
            Een groot probleem in China is daarnaast dat de rechterlijke macht niet onafhankelijk is. Rechters krijgen de wenselijke uitspraak in een zaak vaak ingefluisterd door hogere organen binnen de rechterlijke colleges waaraan zij zijn verbonden of door aan de partij gelieerde organen. Ook corruptie is nog steeds een levensgroot probleem onder Chinese rechters. Of er in Nederland ook corrupte rechters zijn, wordt mij door de cursisten gevraagd. In 2009 antwoordde ik op die vraag nog dat ik geen corruptiezaken tegen rechters kende, nu antwoord ik (post-Westenberg en Kalbfleisch) dat mij geen veroordelingen bekend zijn, een antwoord dat bij de cursisten nog steeds op grote verbazing stuit. Of ik het ontbreken van corruptie onder rechters kan verklaren? Pfff, het wordt in Nederland gezien als een eerbaar beroep en het betaalt niet slecht, opper ik voorzichtig.
Of ik, zoals de vragen stellende advocaat, weleens een moordzaak heb meegemaakt waarin het slachtoffer na de onherroepelijke veroordeling van de verdachte levend opdook. Nou nee. Mijn daaropvolgende uiteenzetting over Nederlandse missers zoals de Schiedammer Parkmoord, de zaak Lucia de B. en de naar aanleiding daarvan toegenomen maatregelen en kritischer blik van rechters, wordt met interesse beluisterd. Veel advocaten vertellen verhalen uit hun praktijk over onterechte veroordelingen door vooringenomen, incompetente rechters op basis van onder druk tot stand gekomen bekentenissen.
            Het valt mij op dat in een aantal verhalen internet een grote rol speelt. Kennelijk kan in dit immense land met 1,3 miljard inwoners via social media zo’n enorme druk worden opgebouwd dat rechters en de organen die hen instrueren hier niet omheen kunnen. Enkele advocaten vertellen dat zij hier ook bewust gebruik van maken en soms zaken op internet presenteren om de algemene opinie te mobiliseren of te beïnvloeden. Social media als miljoenenkoppige jury op de achtergrond bij het ontbreken van een onafhankelijke rechterlijke macht…
            Als ik vraag naar de algemene ontwikkeling van de positie van de strafrechtadvocaat wordt mij door de cursisten verzekerd dat de positie de afgelopen jaren wel wat is verbeterd. Zo is er bijvoorbeeld sinds 1 januari van dit jaar een wet die de toegang tot processtukken beter regelt.
            Dit alles neemt niet weg dat het beoefenen van de strafrechtadvocatuur in China nog steeds een zeer frustrerende bezigheid is. Een oudere advocaat vertelt dat hij twee keer is gearresteerd in de uitoefening van zijn beroep. Zijn verhaal wordt met applaus beloond. Op mijn vraag waarom Chinese advocaten ondanks alle risico’s en frustratie toch voor het strafrecht kiezen, zegt er een met een brede grijns: ‘Because it is a challenge.’
            Tijdens het slotdiner worden de speeches steeds emotioneler. Een advocaat die uit een uithoek van China komt, verwoordt zijn gevoel van verbondenheid met zijn Beijingse collega’s, waarna hij een van hen onder luid applaus omhelst. Een ander memoreert dat van de Orde van Advocaten niets goeds te verwachten valt: als ze bellen betekent dat altijd problemen. Hij voelt zich pas na deze cursus onderdeel van de grote advocatengemeenschap. Aan de lopende band komen groepjes advocaten met bier in wijnglazen aan de verschillende tafels een toost uitbrengen. Ik leer al snel dat degene die bij het klinken zijn glas lager houdt dan degene met wie hij klinkt daarmee uiting geeft aan zijn respect voor de ander. Mijn tafelgenoot, een strafrechtadvocaat met twintig jaar ervaring, vertelt hoe hij ooit een tempel invluchtte toen de politie hem dreigde te arresteren. Kennelijk is hij beroemd onder beroepsgenoten, enkele andere cursisten willen in elk geval zijn handtekening en met hem op de foto. Voor mij zijn het allemaal helden.

Joost Italianer in Beijing

Download artikel als PDF

Advertentie