Een drukke praktijk én een proefschrift schrijven. Hoe doen promoverende advocaten dat en waarom nemen ze eigenlijk al die moeite? Drie ervaringsdeskundigen over hun promotie. Plus: tips voor de promovendus in spe.
Een ding staat vast: promoveren dient niet direct een praktisch doel. Je doet het vooral voor jezelf. Omdat je bijvoorbeeld genoegen schept in onderzoeken en schrijven. ‘Ik geloof dat je moet doen wat je leuk vindt’, zegt Stefan Sagel, sinds dit jaar doctor. ‘Niet omdat het later eventueel iets leuks oplevert, want misschien komt dat later wel niet.’
Ook andere advocaten die naast hun praktijk promoveerden, deden het in de eerste plaats voor hun eigen plezier. ‘Het voelde als een hobby, als het goed ging’, zegt Joost Nan. Hij promoveerde vorig jaar op strafrechtelijk onderzoek naar het lex certa-beginsel. Frans van der Velden op zijn beurt schreef een handboek en promoveerde zo op aansprakelijkheid bij leidingschade en wel ’ter bevrediging van het eigen ego’. Volgens hem is dat ook de ‘enig juiste motivatie’ voor een dergelijke onderneming.
Alex Geert Castermans is hoogleraar Burgerlijk recht in Leiden, vicedecaan, en verantwoordelijk voor de buitenpromovendi aan de Leidse Rechtenfaculteit. Van 1992 tot 2004 was hij zelf advocaat, bij Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn. De belangrijkste reden dat advocaten promoveren is volgens hem zelfontplooiing. ‘Wie het er vooral om gaat zijn expertise naar buiten te brengen, kan ook volstaan met het schrijven van een mooi artikel. Promoveren kost veel tijd en de lat ligt hoog: je moet vertrouwen in je eigen kunnen hebben. Een proefschrift moet iets aan de body of knowledge toevoegen.’
Verandert de carrière na de promotie? Niet echt. Advocaten die promoveren blijken vaak cassatiezaken te doen. Hun wetenschappelijke belangstelling is groot. En voor een aantal ligt een deeltijdaanstelling bij de universiteit in het verschiet. Toch kiezen ze voor de praktijk, en daar willen ze ook blijven. Het is juist de combinatie van theorie en praktijk die promoverende advocaten blijkt te boeien.
‘Het gaf me een onbeschrijfelijk goed gevoel’
Stefan Sagel, partner bij De Brauw Blackstone Westbroek, had drie pogingen nodig, maar daarna schreef hij zijn boek binnen anderhalf jaar. In mei 2013 promoveerde hij op zijn proefschrift over ontslag op staande voet.
‘Na mijn studie in Leiden in 1999 stond ik op een kruispunt: wel of niet promoveren? Na een hele avond erover praten met mijn – toen nog – vriendin onder het genot van een fles wijn, besloot ik voor de promotie te gaan.’ Nog diezelfde nacht schrok Sagel wakker met het besef dat hij de verkeerde beslissing nam. Hij solliciteerde bij De Brauw, waar hij het vanaf dag één zeer naar zijn zin had.
Toch kroop het bloed waar het niet gaan kon, of liever gezegd, waar het bloed ook kon gaan. Vanaf het begin publiceerde Sagel regelmatig in vakbladen en na zijn stage besloot hij alsnog aan een promotieonderzoek te beginnen. Zijn kantoor gaf hem een halve dag per week vrij, de andere halve dag per week nam hij zelf vrij. ‘Het werd een geweldig fiasco’, zegt Sagel. ‘De praktijk slokte me op, het kwam erop neer dat ik 130 procent werkte voor 90 procent salaris en mijn onderwerp was veel te theoretisch.’ Na een halfjaar hield Sagel het voor gezien. Ook een tweede poging, een paar jaar later, strandde vroegtijdig.
Toen Sagel een jaar of vijf partner was, besloot hij er nog één keer voor te gaan. Dit keer met een nieuw onderwerp. Het lukte nu wel. ‘Ontslag op staande voet is juridisch interessant en het feitencomplex is altijd boeiend. Ik had inmiddels veel zaken op dat terrein behandeld, zowel feitelijk als in cassatie. Mijn kantoor bood mij drie vrije maanden, te beginnen op 1 juli 2011. Omdat ik al veel onderzoek had gedaan, kon ik eigenlijk direct beginnen met schrijven. Dat schoot goed op en zorgde voor een vliegwieleffect.’
Maandenlang werkte hij elke ochtend van zes tot negen. Zijn (parttime werkende) vrouw stond volledig achter zijn promotie. Zijn baan trok al een flinke wissel op het gezin met twee jonge kinderen, zegt Sagel, en zo’n promotie maakt dat niet beter. ‘Toch heb ik mijn kinderen die zomer meer gezien dan anders. Ik lunchte met ze en kookte ook vaker ’s avonds, dingen die ik anders door de week nauwelijks doe. En dat ze af en toe hun hoofdjes om mijn deur staken met de vraag: “Pappa, heb je je boek nou af, kom je wat leuks doen?” was voor mij een grote stimulans om hard door te werken.’
Na anderhalf jaar was het manuscript af en een paar maanden later was de promotie een feit. ‘Het gaf me een onbeschrijfelijk goed gevoel om dat boek in handen te hebben’, zegt Sagel. ‘Ik vind het mooi dat mijn ouders, die beiden gepromoveerd zijn, het meegemaakt hebben. Behalve mijn kinderen gaven ook mijn ouders mij een drive om door te werken.’
‘Ik heb een enorme drang om te weten’
Toen Mirjam Franke, partner bij Streefkerk Advocaten, advocaat werd had zij haar proefschrift bijna af, dacht ze. Maar de praktijk slokte haar op. Nu, ruim tien jaar later, promoveert ze alsnog.
‘Voordat ik advocaat werd, in 2002, heb ik een jaar of veertien aan de universiteit gewerkt bij burgerlijk recht. Promoveren hoorde erbij’, zegt Mirjam Franke, partner bij Streefkerk Advocaten in Voorburg. ‘Mijn proefschrift gaat over onrechtmatige daad, gezien vanuit een kant die minder vaak bekeken wordt: de rechtvaardiging die iemand aanvoert en die de onrechtmatigheid van de daad kan wegnemen. De kant van het verweer.’
Als bekend voorbeeld schetst Franke de situatie van een automobilist, die tegen een andere auto aanrijdt om een kind te ontwijken. ‘Ik heb een enorme drang om te weten, te lezen, te studeren. Daarom bevalt wetenschappelijk onderzoek mij goed.’ Het leerstuk van de onrechtmatige daad ligt haar na aan het hart. ‘Wanneer kan iets nu niet meer door de beugel, en wanneer nog net wel? Die vragen hebben mij echt aangegrepen.’
Franke heeft er nooit aan getwijfeld dat zij haar promotieonderzoek zou afmaken, ook niet toen zij de wetenschap verliet voor de advocatuur. De wens de praktijk in te gaan, leefde al sinds haar studententijd en in 2002 was de tijd daar rijp voor. Toen Franke de universiteit verliet, schatte haar promotor dat zij nog een paar maanden voor haar proefschrift nodig zou hebben. Het kwam er niet van.
Franke had vanaf het begin een drukke praktijk die haar zeer in beslag nam. ‘Ik vond het heerlijk om met mijn voeten in de modder te staan en ik wilde snel goed in het vak worden. De praktijk slokte me op. Verder was ons jongste kind in die tijd vier jaar en ik vond het ook belangrijk om tijd aan mijn gezin te besteden. Daarom werk ik vier dagen per week.’ Al met al lag het promotieonderzoek zo’n tien jaar stil. Promoveren vergt tijd, aandacht en rust en dat was er niet: de cliënt gaat altijd voor.
Een paar jaar geleden pakte Franke de draad weer op. ‘Eigenlijk dacht ik dat de advocatuur mij zou leren ergens een punt achter te zetten. Letterlijk. Aan mijn boek kan ik oeverloos werken, erom heen lezen, me erin verliezen. Met processtukken heb ik dat nooit, die schrijf ik en dan zet ik er een punt achter. Gelukkig ben ik nog steeds heel blij met mijn onderwerp. Sinds vorig jaar zit ik elke maand een dagdeel op de universiteit en nu is het echt bijna af. In het najaar zoek ik nog wat strafrechtelijke aspecten uit en dan is het zover.’
‘Verrijking voor mijzelf als mens, als jurist, als advocaat’
Gosse Oosterhoff, counsel Corporate Litigation bij NautaDutilh, begon vorig jaar aan zijn proefschrift en hoopt het over vier jaar af te hebben.
Het onderwerp van zijn promotieonderzoek is synthetische belangen in aandelen. ‘Dat is een verzamelnaam voor contractuele constructies die een partij economisch de positie geven die een aandeelhouder heeft, zonder dat hij aandelen heeft’, zegt Gosse Oosterhoff, counsel Corporate Litigation bij NautaDutilh. ‘De aandeelhouder heeft dus niet de zeggenschapsrechten. Zulke constructies worden toegepast voor risicobeheersing, maar ook als iemand geen aandelen wil verwerven, bijvoorbeeld om kosten of meldingsplichten – die steeds verfijnder worden – te voorkomen. Mijn vraag is: kom je met zo’n synthetisch belang niet zó dicht in de buurt van een aandeel dat je daar de rechten en plichten aan moet verbinden die een “echte” aandeelhouder heeft?’
Oosterhoff had vóór zijn afstuderen in 2000 al een contract bij NautaDutilh op zak. Het idee om eerst te promoveren liet hij toen varen, maar het idee bleef sluimeren. Toen Oosterhoff een jaar of tien in de praktijk zat en partner worden op dat moment niet mogelijk was, zag hij zijn kans schoon. Hij startte een literatuuronderzoek, schreef een opzet en zocht in 2011 contact met een aantal hoogleraren.
In 2012 begon Oosterhoff zijn promotieonderzoek in Nijmegen. ‘Nijmegen is toonaangevend in het ondernemingsrecht en de leden van de sectie staan met één been in de praktijk. Sommige hoogleraren zijn ook een dag per week advocaat of raadsheer. Elke paar weken ga ik naar een kennisbijeenkomst en ik geef af en toe college. Dat bevalt me, want ik wil niet alleen maar bezig zijn met mijn eigen onderwerp.’ NautaDutilh bleek niet bereid tijd ter beschikking te stellen, maar draagt wel bij in de vorm van faciliteiten en flexibiliteit.
Oosterhoff: ‘We hebben een geweldige bibliotheek. En we hebben verschillende hoogleraren op kantoor, dus die combinatie met de wetenschap wordt wel gewaardeerd.’ Oosterhoff is vorig jaar negentig procent gaan werken en besteedt nu ruim vijfenveertig uur per week aan kantoorwerk en tien à vijftien uur aan zijn proefschrift. Zijn echtgenote, die drie dagen werkt en met wie hij drie jonge kinderen heeft, staat er helemaal achter. ‘Vooral omdat zij ziet hoe graag ik het doe. Ik ben nu trouwens vaker thuis dan toen ik fulltime als advocaat werkte.’
Promoveren is volgens van Oosterhoff een verrijking. ‘Voor mijzelf als mens, als jurist en ook als advocaat. Ik beleef ongelofelijk veel plezier aan het studeren en het schrijven. Na een dagje nerden achter een stapel boeken kan ik zeer voldaan zijn. Wie weet mondt het ooit uit in een docent- of misschien hoogleraarschap. Wél naast de rechtspraktijk, want ik ben ook graag advocaat.’
Advies voor de buitenpromovendus
Hoogleraar Burgerlijk recht aan de Leidse rechtenfaculteit Alex Geert Castermans heeft jaarlijks te maken met zo’n twintig promoties, waarvan de helft buitenpromovendi. Hij adviseert de buitenpromovendi die nog nooit aan een universiteit verbonden zijn geweest om eerst een kijkje in de keuken te nemen net zoals het voor wetenschappers goed is om eens in de praktijk te kijken door bijvoorbeeld stage te lopen. Castermans: ‘Een buitenpromovendus kan een tijdje meedraaien aan de faculteit: een vak doceren, een artikel schrijven, wetenschappelijke vergaderingen bijwonen.’
Voor wie de horizon van een boek te ver is, bestaat de mogelijkheid om op artikelen te promoveren. Castermans: ‘In de bètawetenschappen is dat heel gebruikelijk en bij ons komt het sinds een jaar of drie meer voor. Het past in deze tijd; informatievoorziening loopt allang niet meer vanzelfsprekend via boeken.’ Maar het moet volgens Castermans wel gaan om een reeks artikelen die wat langer standhoudt en waaraan je tot slot conclusies kunt verbinden. Makkelijker wordt het dus niet. Hij heeft drie tips voor de promovendus in spe:
• Schrijf eerst eens een stevig artikel. Dan weet je of je het onderzoeken en schrijven je bevalt, en de universiteit ziet je capaciteiten.
• In de beperking toont zich de meester. Beperk het aantal onderzoeksvragen in een vroeg stadium.
• Houd de integriteit in de gaten en vraag je tijdig af in hoeverre het advocatenwerk en het wetenschappelijke werk met elkaar te verenigen zijn. Bij een promotie staan wetenschappelijke onafhankelijkheid en onpartijdigheid voorop. Strookt dat met de belangen van je cliënten?
Henriette van Wermeskerken