Banken willen alleen nog maar worden geadviseerd door ervaren advocaten en dat heeft gevolgen voor de opleiding van financieel experts in de advocatuur. Dat stelt hoogleraar prudentieel toezichtrecht en advocaat ‘Financial services’ Bart Joosen in het komende Advocatenblad.

Voor de bankencrisis werkten volgens hem grote teams voor de financiële markten, maar na de crisis willen cliënten in deze markten alleen nog maar worden geadviseerd door ervaren advocaten. Daarom moet het opleidingsmodel van kantoren volgens Joosen (op foto door Chris van Houts) op de schop. ‘Minder ervaren medewerkers kunnen declarabele uren meer schrijven op cliënten.’

Nu het in de financiële praktijken van advocatenkantoren lastig is geworden om mensen op te leiden, moeten universiteiten volgens Joosen bijspringen. ‘Ik wil er als hoogleraar aan bijdragen de opleidingen nog verder te verbeteren.’

‘Verloren generatie’
Joosen: ‘Het nieuwe model is nog niet bedacht, niet in Nederland, noch in het buitenland. Je ziet dat er in Londen veel jonge juristen ontslagen zijn. Zij konden ook geen uren meer schrijven op klanten uit de financiële markten. Deze verloren generatie wordt nu in een ander soort praktijken opgeleid, waar nog wel genoeg te doen is voor ze, zoals de insolventie-, ondernemings-, en arbeidsrechtpraktijk.’ Nederlandse kantoren kunnen volgens Joosen ook nadenken over uitwisseling binnen kantoor, tussen de verschillende secties. Het meester-gezel model waarin een stagiaire in drie jaar wordt opgeleid is volgens hem veel te kort. ‘Het is volstrekt onverantwoord om na drie jaar in het diepe gegooid te worden in de financiële sector. Een superspecialist heeft zeker vijf tot zes jaar nodig om erin te groeien.’

Studenten zouden volgens hem ook zelf kunnen investeren in hun opleiding. ‘Spaar ervoor, in plaats van je geld uit te geven aan een jaartje buitenland. Vergelijk het met een piloot, of de arts die zijn co-schappen loopt. Zij investeren ook in hun carrière door de eerste jaren praktijkervaring op te doen voor eigen rekening, om daarna pas een betaalde baan te krijgen. Zo zou een stage van een advocaat bijvoorbeeld kunnen bestaan uit een twee- tot driejarige periode voor rekening van de stagiaire en aansluitend zo’n zelfde periode voor rekening van het kantoor. Met name voor superspecialismen geeft dat de benodigde tijd om diepgang in de opleiding te ontwikkelen.’

Erik Jan Bolsius

Advertentie