De meeste advocaten zijn allang niet meer alleen advocaat. De een doceert, de ander publiceert, weer een ander spreekt recht of neemt zitting in een raad van toezicht. Lijdt hun werk als advocaat onder al die bijbanen? Volgens ervaringsdeskundigen maakt juist de combinatie van functies iemand tot een betere advocaat. Zeven advocaten-plus over de meerwaarde van ‘bijklussen’.

‘Mijn functies versterken elkaar’

Advocaat en docent
Jan-Jesse Lieftink Lieftink
Strafrechtadvocaat (Amsterdam)

‘Tijdens mijn studie in Groningen gaf ik regelmatig bijlessen aan mederechtenstudenten over strafrecht. Mijn ouders zijn allebei docent geweest, het lesgeven zit dus wel in mijn bloed. Dat heb ik na mijn afstuderen voortgezet. Ik was enkele dagen per week student-assistent aan de Rijksuniversiteit Groningen en gerechtssecretaris bij het Hof Leeuwarden. Toen het docentschap na twee jaar ophield, solliciteerde ik bij het strafrechtkantoor Cleerdin & Hamer. Tijdens mijn stageperiode was ik fulltime advocaat. Na mijn stage heb ik het doceren langzaam weer opgepakt. Ik heb nu sinds één jaar mijn eigen advocatenkantoor en dat geeft me meer vrijheid voor het geven van onderwijs. Ik geef momenteel cursussen over strafrecht en tbs, dat laatste doe ik samen met een cliënt van mij. Ik geef onder meer gastcolleges aan studenten van de Groningse en Leidse universiteit. Verder doceer ik over tbs aan medeadvocaten. Via de Stichting Instituut van Gerechtstolken en -Vertalers geef ik gemiddeld twee keer per maand cursussen over strafrecht en tbs aan gerechtstolken. Ik doceer ongeveer zestien uur per maand, exclusief voorbereiding.
Ik ben van mening dat deze functies elkaar versterken. Tijdens mijn cursussen maak ik veel gebruik van praktijkvoorbeelden. Dit maakt de lessen spannend, actueel en levendig. Méér dan een “gewone” advocaat houd je als docent de literatuur en jurisprudentie goed bij. Zo blijf je up-to-date én blijf je boven de stof staan. Ook word je met deze twee functies in de praktijk eerder als een “deskundig” advocaat gezien. Zo word ik regelmatig gebeld door andere advocaten met vragen over tbs. Mijn basiskennis is door het doceren bovendien groot en daarom ben je op zitting beter in staat om ad hoc te reageren op wat rechters en officieren van justitie zeggen. En omdat ik ook cursussen geef met rechters en forensisch psychologen, breidt mijn netwerk zich mooi uit.’

‘Mijn rollen bevruchten elkaar’

Advocaat, docent en raadsheer-plaatsvervanger
Bart Breederveld
Rensen Advocaten (Alkmaar)

‘Advocaat is sinds 1979 mijn hoofdfunctie. Twee dagen per week ben ik universitair docent goederen- en insolventierecht aan de Vrije Universiteit en doceer ik huwelijksvermogensrecht. Bovendien doceer ik aan beroepsopleidingen voor advocaten en de rechterlijke macht. Ruim dertig jaar geleden werd ik gevraagd te gaan doceren. In diezelfde periode werd ik gevraagd om toe te treden tot de maatschap van het kantoor waar ik nog steeds deel van uit maak: Rensen Advocaten. Dat laatste wilde ik alleen als ik kon blijven doceren. Ik heb dus nooit voltijds in de maatschap gezeten. Wel is er bij mij een voortdurende spanning qua tijd want twee deeltijdbanen is meer werk dan één voltijdse. Toch bevruchten deze rollen elkaar wederzijds. Als advocaat is het belangrijk om het theoretisch kader van de materie goed te blijven zien, zodat je niet onmiddellijk verzandt in de details van de casus. Dan is het van belang dat je ook docent bent. Bij het overbrengen van de theorie moet je het écht beheersen. Mijn werk aan de universiteit is praktijkgerelateerd. Ik kan putten uit eigen ervaringen. De casus die ik de studenten voorleg, komt veelal uit mijn praktijk of die van mijn kantoorgenoten, dat wordt door studenten zeer gewaardeerd. Als onderzoeker moet je onderwerpen helemaal uitdiepen, doorgaans méér dan je zou doen als advocaat. Het is dan prettig om zonder een casus in het achterhoofd onderzoek te doen. Het schrijven van mijn proefschrift heb ik ook met zeer veel plezier gedaan, maar had ik niet gekund zonder de praktijkervaring op het gebied van het huwelijksvermogensrecht.
Tot slot ben ik raadsheer-plaatsvervanger bij het Hof Den Haag, daar heb ik één dag per zes tot acht weken zitting. Ik zie daar advocaten pleiten en juridische argumenten aandragen waarbij je je soms afvraagt of je het zelf anders zou hebben gedaan. In de meervoudige kamer hoor ik ook hoe andere rechters over de standpunten denken en de argumenten wegen om met elkaar tot een beslissing te komen. Je leert dan dat advocaten beter niet moeten ingaan op te veel details en zich moeten concentreren op de essentiële punten. Die rol leert mij hoe ik als advocaat mijn standpunten beter voor het voetlicht van de rechter kan brengen.’

‘Als deken leer je afstand nemen’

Advocaat en deken
Emilie van Empel
Blue Legal Advocaten en Adviseurs (Breda)

‘Sinds ruim tweeënhalf jaar ben ik deken te Breda. Ik was al bezig mijn procespraktijk af te bouwen en vooral advieswerk te doen. Dat is nu minder dan een kwart van mijn werktijd. Het dekenaat gaat steeds meer richting een fulltime tijdsbesteding en dat is goed. Als deken heb ik niet meer voldoende flexibiliteit om er altijd voor cliënten te zijn. Ik vind dat mijn cliënten recht hebben op mijn volle aandacht, maar dat geldt ook voor het dekenaat en de balie. Word je een betere advocaat na enkele jaren deken? Zelf zal ik in verband met mijn leeftijd niet zo snel meer in de procespraktijk terugkeren. Voor andere, jongere dekens geldt dat ze meer oog krijgen voor alle aspecten van het gedragsrecht. Dat betekent verdieping voor hun praktijk als ze weer fulltime advocaat worden. Dat is overigens wel afhankelijk van het rechtsgebied waarin ze werken. Zo heeft een mediator die deken wordt een pre. Een deken doet veel aan klachtbehandeling en klachtbemiddeling, dat doet een mediator ook. Omdat je dat als deken blijft doen, sta je niet stil en later kun je dat weer versterken. Verder leer je als deken oog hebben voor de positie van andere partijen in een geschil. Het maakt je introspectiever. Of dat nadien tegen je werkt als advocaat, omdat je misschien te veel meegaat in de standpunten van de wederpartij? Nee, je was advocaat en bent dat in je dekenaat gebleven. Het advocaat zijn doe je veel langer dan het deken zijn, het dekenaat vervormt je in die zin niet.
Opgeteld zou het best zo kunnen zijn dat je als voormalig deken een betere advocaat wordt. Was je eerst misschien wat primair in je houding als advocaat – je ging er vol in – na het dekenaat leer je zicht te krijgen op meerdere strategieën. Je leert afstand nemen. Dat maakt je als advocaat sterker. Overigens, in mijn geval kan dat ook komen door mijn leeftijd.’

‘Met een annotatie ben je abstracter met de materie bezig’

Advocaat en annotator
Hans Brens
Brens Advocaten (’s-Hertogenbosch)

‘Ik ben in 1977 advocaat geworden. Eerst als eenpitter, en toen er eenmaal meerdere medewerkers waren, fuseerden we met Holla Advocaten. Enkele jaren geleden ben ik met mijn dochter een nichekantoor begonnen. We doen alleen aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht. Al die jaren heb ik iets naast mijn werk als advocaat gedaan. Cursussen gegeven voor de Nederlandse Orde van Advocaten, trainingen in onderhandelingen voor CPO en andere dingen. Een aantal jaren geleden benaderde ik de hoofdredacteur van Jurisprudentie Aansprakelijkheid, omdat ik weer eens wat anders wilde doen: noten schrijven. Dat was akkoord, hij zocht iemand die bereid was arresten over overheidsaansprakelijkheid te becommentariëren – het lastigst van alle aansprakelijkheidszaken. In 2006 verscheen mijn eerste noot. Tegenwoordig schrijf ik zo’n vier annotaties per jaar over het hele werkgebied van ons kantoor, die me steeds vijftien à twintig uur per keer kosten. Daarvoor krijg je een symbolisch bedrag van een paar tientjes.
Als advocaat ben je praktisch en doelgericht bezig voor je cliënt. Maar je moet ook – en dat klinkt wat gezwollen – het recht toepassen, en dat is iets wat cliënten niet zo direct zien. Met een annotatie ben je veel abstracter met de materie bezig, en natuurlijk verdiep je daarmee ook je kennis. Ze zeggen weleens: je hoeft geen goed jurist te zijn om toch een goede advocaat te zijn – en omgekeerd. Die uitspraak is ook van toepassing op het schrijven van noten: je hoeft geen goed advocaat te zijn om annotaties te schrijven. Maar wél een goed jurist: als ik een noot schrijf, doe ik dat niet zozeer als advocaat maar omdat ik ook jurist ben.’

‘Ik heb behoefte aan verbreding’

Advocaat, bestuursvoorzitter, lid van besturen en raden van toezicht
Frederieke Leeflang
Boekel De Nerée (Amsterdam)

‘Ik ben sinds november 2011 bestuursvoorzitter van Boekel De Nerée, een kantoor waar ik nu negentien jaar werk. Dat doe ik in zestig procent van mijn tijd. Advocaat ben ik voor de resterende veertig procent, en op mijn visitekaartje staat “advocaat”.
Andere nevenfuncties doe ik in mijn vrije tijd: lid raad van toezicht van het Centrum Indicatiestelling Zorg, van de Onderwijsstichting Zelfstandige Gymnasia, en bestuurslid van de AMC Foundation, van de Amsterdam Diner Foundation, van de Stichting Keurmerk Goede Doelen en van de Vereniging voor Mededingingsrecht.
Vóór ik in 2002 partner bij Boekel werd, haalde ik mijn verdieping vooral uit doceren en publiceren. Tegenwoordig haal ik mijn verbreding vooral uit de lidmaatschappen van deze besturen en raden van toezicht. Aan die verbreding heb ik behoefte. Op ons kantoor zie ik steeds meer mensen dat doen en dat juichen we ook toe. Ook jonge mensen zitten tegenwoordig in raden van toezicht. Dat geldt overigens minder voor commissariaten: dat zijn commerciëlere functies waar advocaten mogelijk te maken krijgen met belangenverstrengelingen. Maar als een passend commissariaat zich voordoet, zijn we een groot voorstander. Van deze nevenfuncties leer je veel. Je wordt in de regel benoemd vanuit je juridische expertise. Je krijgt een beter inzicht in hoe bedrijven en non-profitinstellingen functioneren, markten opereren en hoe concurrentieprocessen verlopen. Dat is bij de advisering van cliënten altijd van toegevoegde waarde omdat commerciële ondernemingen steeds meer verwachten dat advocaten daadwerkelijk begrijpen hoe ondernemingen opereren en op welke markt ze actief zijn. Bij sommige nevenfuncties krijg je bijvoorbeeld te maken met het proces van auditing – erg handig als je een cliënt hebt die daarover vragen heeft. Juist dit soort ervaringen neem je mee in je advisering.
Omgekeerd komt ook mijn bestuurlijke ervaring als bestuursvoorzitter van Boekel goed van pas als ik bestuurders van ondernemingen adviseer. En omdat ik weet wat ondernemers beweegt, juist ook door die nevenfuncties, word ik er ook een betere advocaat van. Ik verstop me niet achter mijn eigen juridische expertise – het mededingingsrecht – maar zet het juist breed in. Cliënten verwachten dat en waarderen dat.’

‘Ik ken de werkvloer’

Mediationadvocaat, docent, lid van raden van toezicht
Saskia Reuling
ReulingSchutte (Amsterdam)

‘Op mijn visitekaartje staat niet sec advocaat, hoewel ik dat sinds 1984 wel ben. Ik houd mij uitsluitend bezig met zakelijke mediations. Ik doceer over mediation aan onder andere de Law Firm School. Verder zit ik in de raad van toezicht van het Albert Schweitzer Ziekenhuis en in de raad van toezicht van Artis. Daarnaast ben ik voorzitter van de klachten- en geschillencommissie van het Nederlands Instituut van Registerexperts.
Op mijn kaartje staat mediationadvocaat, een rol die ik fulltime uitoefen. Mijn nevenfuncties doe ik in de avonduren. Om het werk als zakelijk mediator goed te kunnen doen moet je midden in de maatschappij staan. Het is niet goed als je alleen aan de mediation-tafel zit.
Die nevenfuncties komen mijn werk als mediator zeker ten goede. De ondernemingsraad van het Albert Schweitzer Ziekenhuis heeft me voorgedragen voor een functie in de raad van toezicht, omdat ik kennis heb van de zorg en van arbeidsverhoudingen en omdat ik kan omgaan met situaties en relaties die schuren. Hoewel ik niet als media-tor in de raad van toezicht zit, neem ik wel een bepaalde benadering mee. Ieder lid heeft een eigen persoonlijkheid, achtergrond en expertise, en samen moeten we tot besluiten en concessies komen.
Andersom werkt het ook: voor wie veel mediations in de zorg doet, zoals ik, is het een must om te weten hoe ziekenhuizen van binnen werken. Daardoor ken je de werkvloer. Ik denk dat je daar een betere mediator van wordt.’

‘Ik doe het niet voor het geld’

Advocaat, mediator, docent en schrijver
Thomas Subelack
BANNING Advocaten (’s-Hertogenbosch)

‘In de periode 2003-2004 was ik docent privaatrecht aan de Universiteit van Tilburg. Maar ik miste de feeling met de praktijk en stapte over naar de advocatuur. Ik ben gespecialiseerd in het familierecht, en in dat rechtsgebied ben ik naast advocaat ook echtscheidingsmediator. Verder publiceer ik over het huwelijksvermogensrecht als medewerker van Rechtspraak Familierecht (RFR) en als vaste medewerker van het Echtscheidingsbulletin (EB). Daarnaast doceer ik huwelijksvermogensrecht bij de landelijke specialisatievereniging voor familierechtadvocaten vFAS en bij andere postdoctorale opleidingsinstituten. Tot slot ben ik arbiter bij het Nederlands Arbitrage Instituut, ben ik betrokken geweest bij de ontwikkeling van het vak Echtscheidingsrecht en huwelijksvermogensrecht van de nieuwe Beroepsopleiding Advocaten en ontwikkel ik “e-learnings” voor postdoctoraal onderwijs.
Ja, veel nevenfuncties. Toch staat op mijn visitekaartje: advocaat. Cursussen geef ik in de hoedanigheid van advocaat en artikelen schrijf ik in de hoedanigheid van advocaat. De voorbereiding van cursussen en het becommentariëren van uitspraken voor vakbladen gebeurt doorgaans ’s avonds en in het weekend. Samen zijn dat toch enkele weken per jaar. Cursussen zijn veelal seizoengebonden en gaan dus niet ten koste van mijn werk als advocaat.
Ik doe deze nevenfuncties niet voor het geld. Het levert natuurlijk wat op, maar het uurtarief van een advocaat is aantrekkelijker. Het is vooral leuk en leerzaam en ook goed voor je naamsbekendheid. Doceren is vooral verdieping aanbrengen en jezelf een visie vormen. Ga je iets uitleggen of erover discussiëren dan moet je de stof goed beheersen. Béter in elk geval dan een “gewone” advocaat die doorgaans alleen de theorie erbij pakt voor die ene zaak waaraan hij werkt.
Of ik ook een betere advocaat ben geworden door deze nevenfuncties? Je beheerst de materie beter, je bezit meer parate kennis. Je weet beter wat verdedigbare standpunten zijn en wat niet, en waar nog ruimte zit. Inhoudelijk ben je met dergelijke nevenfuncties als advocaat wel goed maar om een goede advocaat te zijn heb je méér dan alleen inhoudelijke kennis nodig.’

Download artikel als PDF

Advertentie