Niet alleen advocaten hebben hun plaats in de canon. Cornelis Felix van Maanen (1769-1846) drukte als minister van Justitie een stevig stempel op de beginjaren van de advocatuur in het jonge koninkrijk. 

 

 

Felix van Maanen leek voorbestemd voor een carrière binnen de balie. Hij werd op 9 september 1769 geboren in een traditionele Haagse juristenfamilie en trad in 1793 in zijn vaders voetsporen toen hij als advocaat werd beëdigd bij het Hof van Holland en Zeeland. 

Van Maanen vervulde vooraanstaande functies binnen de rechtspraak en het landelijk bestuur. Hij gaf daarbij blijk van politieke behendigheid en aanpassingsvermogen. Zo klom hij tijdens de Bataafse Republiek op tot advocaat-fiscaal bij het Hof van Holland, fungeerde hij in de Franse tijd als minister van Justitie en Politie om vervolgens president van het Keizerlijk Gerechtshof in Den Haag te worden.

     Na het vertrek van de Fransen in 1813 was zijn rol verre van uitgespeeld. Hij werd lid van de eerste Grondwetscommissies en werd beeldbepalend als minister van Justitie onder koning Willem I, een post die hij ruim een kwart eeuw bekleedde. Onder zijn bewind kwam ook de Nederlandse wetgeving tot stand, waaronder een regeling voor de orde en discipline van de advocaten en procureurs, het zogeheten Reglement III. Maar de relatie van de minister met de balie was verre van vlekkeloos.
Het kwam tot een openlijke krachtmeting in de affaire-Van der Straeten.

     De Brusselaar Ferdinand van der Straeten had zich in 1819 in een geschrift kritisch uitgelaten over het financieel-economisch beleid van de koning. Nu was vier jaar eerder uit vrees voor de terugkeer van Napoleon een Oproerwet uitgevaardigd, die was bedoeld om de drukpersvrijheid aan banden te kunnen leggen in het geval van mogelijk opruiende publicaties. Van Maanen greep deze Oproerwet aan om Van der Straeten te vervolgen.

     Voor zeven Brusselse advocaten was de berechting van Van der Straeten reden om in een rechtsgeleerd manifest hun steun voor hem uit te spreken. Daarop liet het Openbaar Ministerie de zeven voor verhoor opsluiten, hoewel de tuchtraad van de Orde van Advocaten in Brussel zich niet bevoegd achtte om zich met deze zaak in te laten. Van Maanen greep vervolgens terug op een tot dan toe niet gebruikt artikel uit het oude Franse keizerlijk decreet dat de minister van Justitie de bevoegdheid gaf om advocaten disciplinair te bestraffen.

     Van Maanen schorste tot nader order de zeven advocaten in de uitoefening van hun praktijk en gaf zijn procureur-generaal bij het Hooggerechtshof te Brussel opdracht om voor de uitvoering daarvan zorg te dragen. Volgens Van Maanen toonden het decreet en de Code Pénal overduidelijk aan dat advocaten niet straffeloos af konden wijken van de geldende wetten en regels. Er bestond, zo betoogde Van Maanen, geen zodanige vrijheid, onafhankelijkheid of onschendbaarheid op grond waarvan advocaten zich het uitgeven van geschriften of andere handelingen zouden kunnen veroorloven die als onbetamelijk of strafbaar moesten worden beschouwd. Het Brusselse Hooggerechtshof sprak de zeven echter van de aanklacht vrij en onder groot publiek enthousiasme keerden ze huiswaarts.

     Toen in augustus 1830 de Belgische Opstand uitbrak, keerde de volkswoede zich grotendeels tegen de persoon van Van Maanen; zijn Brusselse huis werd geplunderd en in brand gestoken. Voor de koning het sein om zijn minister van Justitie enkele weken van zijn post te ontheffen.

     Jaren later kwam onder auspiciën van Van Maanen Reglement III tot stand. Het keizerlijke decreet was overduidelijk de inspiratiebron geweest, met inbegrip van de beperkingen op de vrijheid van vergadering van de raden van toezicht en discipline. Pas nadat koning Willem II in 1842 Van Maanen had vervangen werden die beperkingen opgeheven. Cornelis Felix van Maanen overleed op 4 februari 1846.

 

 

Download artikel als PDF

Advertentie