In een belangrijk arrest van 31 mei 2013 heeft de Hoge Raad nader uiteengezet hoe het beroep in cassatie wel – en vooral hoe niet – beperkt kan worden en welk gevolg een ontoelaatbare beperking heeft.1 De strafadvocatuur kan met een goed beperkt cassatieberoep zijn voordeel doen.
Joost Nan2
Art. 429 Sv bepaalt dat ook tegen een gedeelte van de uitspraak beroep in cassatie kan worden ingesteld. Hetzelfde kan worden bereikt door een partiële intrekking van het beroep (volgens de regels van de artt. 453-455 Sv). Dergelijke beperkingen en intrekkingen bieden, anders dan het voor hoger beroep toepasselijke art. 407 Sv, verregaande mogelijkheden om gunstige beslissingen buiten de verdere rechtsstrijd te houden. Maar let op, niet elke beperking is toegestaan.
De Hoge Raad zet eerst de eigen jurisprudentie over dit onderwerp nog eens op een rijtje en bevestigt deze. In geval van cumulatief ten laste gelegde feiten wordt een onbeperkt ingesteld cassatieberoep sowieso niet geacht te zijn gericht tegen de feiten waarvan de verdachte integraal is vrijgesproken. Mijns inziens zou dat ook voor een variant in een alternatieve tenlastelegging moeten gelden, omdat dit een zelfstandig strafbaar verwijt betreft en de verdachte geen rechtens te respecteren belang heeft zijn pijlen te kunnen of willen richten tegen een positieve beslissing. Gaat het om één strafbaar feit dat in een primaire, subsidiaire of verdere variant ten laste is gelegd, dan kan de partiële vrijspraak voor de zwaarste variant(en) buiten het cassatieberoep worden gehouden, maar dat moet men van de Hoge Raad nog wel steeds in de akte als bedoeld in art. 451 Sv laten opnemen (r.o. 2.2). Dat kan volgens mij ook als een strafverzwarende omstandigheid in de tenlastelegging is opgenomen, zodat impliciet meerdere varianten ten laste zijn gelegd. Te denken valt aan een basisdelict zoals diefstal, waaraan in één adem door een strafverzwarend bestanddeel als ‘door twee of meer verenigde personen’ (art. 311 lid 1 sub 4 Sr) of geweld (art. 312 lid 1 Sr) is toegevoegd. Wordt de verdachte voor de ‘kale’ diefstal veroordeeld, dan kunnen vrijspraken voor strafverzwarende onderdelen buiten het cassatieberoep worden gehouden.
Niet mogelijk is deelvrijspraken binnen één ten laste gelegd zelfstandig strafbaar verwijt veilig te stellen voor zover het rechtens niet-relevante keuzes betreft aangaande niet-relevante alternatieven (r.o. 2.3). Stel bijvoorbeeld dat aan de verdachte diefstal ‘van een of meerdere blikjes bier en een pak kauwgom (merk Sportlife)’ te Zoeterwoude wordt verweten en ‘slechts’ een veroordeling volgt voor een enkel blikje gerstenat, dan volgen de overige blikjes en de kauwgum de zaak na een geslaagd cassatieberoep en zou daarvoor alsnog een veroordeling kunnen volgen. Hetzelfde geldt bij meerdere geweldshandelingen die als één mishandeling worden vervolgd.
Nieuw
Nieuw is dat de Hoge Raad aangeeft dat een beperking ontoelaatbaar is als deze het de feitenrechter na terug- of verwijzing onmogelijk zouden kunnen maken het schema van de art. 348 en 350 Sv nog te volgen of anderszins niet naar behoren opnieuw recht kan doen op het bestaande hoger beroep (r.o. 2.3). Als voorbeeld geeft hij aan dat als een verdachte tot straf is veroordeeld, het beroep niet beperkt kan worden tot de bewezenverklaring. De opgelegde straf zou dan bij de feitenrechter al vaststaan, terwijl deze over het feit zelf nog een bewijsbeslissing moet nemen. Bij een vrijspraak zou dat tot een onoverkomelijke tegenstrijdigheid leiden. En bij een samenstel van straffen kan het beroep niet worden beperkt tot een gedeelte van de opgelegde straffen.
De Hoge Raad oordeelt uiteindelijk over art. 429 Sv dat (r.o. 2.4):
‘(i) in geval van een samengestelde tenlastelegging het cassatieberoep kan worden beperkt tot de beslissingen over (cumulatieve, alternatieve en/of primaire) onderdelen van de tenlastelegging waarin een zelfstandig strafrechtelijk verwijt is omschreven, en
(ii) het cassatieberoep kan worden beperkt tot een der in de art. 348-350 Sv genoemde beslissingen, mits de ingevolge die bepalingen daarop voortbouwende of daarmee onlosmakelijk verbonden beslissingen niet zijn uitgezonderd.’
Ik merk nog op dat het cassatieberoep ook moet kunnen worden beperkt tot de bijkomende beslissingen, zoals die op het beslag (art. 353 Sv) en de vordering van de benadeelde partij (art. 361 Sv). Gunstige bijkomende beslissingen kunnen ook buiten het cassatieberoep worden gehouden. In beide gevallen moeten wel de regels van de Hoge Raad in acht worden genomen. Wie bijvoorbeeld zijn pijlen wil richten op de verwerping van een beroep op noodweer, kan vervolgens niet de beslissing over de toewijzing van ‘slechts’ een bescheiden deel van de vordering van de benadeelde partij voor dat feit uitzonderen. Die bijkomende beslissing is immers onlosmakelijk verbonden met een veroordeling van de verdachte. Een dergelijke combinatie kan leiden tot een onwerkbare situatie tijdens een nieuwe behandeling. Zou het verweer namelijk alsnog door de feitenrechter worden gehonoreerd dan wordt de verdachte vrijgesproken of ontslagen van alle rechtsvervolging. Door de ingestelde beperking dient hij nog wel steeds schadevergoeding te betalen aan het ‘slachtoffer’ omdat die beslissing door de beperking is blijven staan. Die toekenning is wettelijk echter niet mogelijk, nu art. 361 Sv daarvoor onder meer de oplegging van enige straf of maatregel vereist (dan wel toepassing van het rechterlijk pardon als bedoeld in art. 9a Sr) en in dit geval sanctionering uitblijft.
Gevolgen
Iets langer geleden leidde een ontoelaatbare beperking van het ingestelde rechtsmiddel nog wel tot de niet-ontvankelijkheid van die procespartij in het (cassatie)beroep. De Hoge Raad stelt de rechtspraktijk nog maar eens gerust en komt de procespartijen tegemoet. In geval van een ontoelaatbare beperking wordt het cassatieberoep zo mogelijk in overeenstemming gebracht met de onderhavige regels. Lukt dat niet, dan wordt het beroep geacht te zijn ingesteld zonder die ontoelaatbare beperking (r.o. 2.6).
Hierin schuilt wel een gevaar, omdat dit voor degene die in cassatie is gegaan onverwachte en wellicht onwelkome gevolgen kan hebben. Wie meent het in cassatie nog eens onbekommerd te kunnen proberen op basis van een niet toegestane beperking, kan het deksel alsnog op de neus krijgen. Wordt de beperking ongedaan gemaakt, dan wordt de rechtsstrijd voortgezet zonder die beperking en kan een nieuwe beslissing op dat punt ook slechter uitpakken. Er bestaat geen rechtsregel die het de verwijzingsrechter verbiedt een voor de partij die cassatie heeft ingesteld nadeligere beslissing te nemen. In het laatste voorbeeld uit de vorige paragraaf zal de Hoge Raad de zaak dus zonder de beperking ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij in behandeling nemen en komt deze na een eventuele terug- of verwijzing weer geheel aan de orde. Dan kan ook een hoger bedrag worden toegewezen. Reformatio in peius dus!
Conclusie
Ik kom tot twee vuistregels. De eerste is dat het cassatieberoep kan worden beperkt tot elk opzichzelfstaand strafbaar feit (lees: in de strafwet opgenomen verwijt) en de beslissingen daaromtrent. De tweede vuistregel is dat een beperking met betrekking tot de vragen van art. 348 en art. 350 Sv is toegelaten zolang de daarin opgenomen keten niet verder wordt onderbroken. Anders gezegd, het cassatieberoep moet dan in elk geval zijn gericht tegen één van die acht beslissingen en noodzakelijkerwijs tegen alle daaropvolgende beslissingen op die vragen. Alleen de beslissingen die aan de beslissing a quo voorafgaan, kunnen worden uitgezonderd van het cassatieberoep. Wie dus bijvoorbeeld de beslissing van het hof over de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in cassatie wil aanvechten, moet vervolgens de vragen meenemen omtrent de schorsing van de vervolging (de resterende vraag van art. 348 Sv) en omtrent de bewezenverklaring, de strafbaarheid van het feit, de strafbaarheid van de verdachte en de op te leggen straf of maatregel (de vragen van art. 350 Sv). Die keten van beslissingen kan dan niet nog eens onderbroken worden. «
1 HR 31 mei 2013, LJN: CA1610.
2 Joost Nan is advocaat bij Gilhuis Advocaten te Dordrecht en lid van de Vereniging van Cassatieadvocaten in Strafzaken (www.vcas.nl).