Vanaf 30 november viert Nederland het tweehonderdjarig bestaan van het Koninkrijk en het huidige politieke stelsel. In tweehonderd jaar nationale politiek blijkt geen enkele beroeps-groep zo dominant als de advocatuur. Een kwart van alle ministers heeft een verleden als advocaat. De advocaat-politicus in cijfers.  

 

 

Vraag iemand hoeveel notarissen hij kent in de politiek, en het blijft lang stil. Artsen in de politiek? Een paar misschien. Dan advocaten. Als er één beroepsgroep goed vertegenwoordigd is in de Nederlandse politieke arena, is het de advocatuur. Van VVD’er Frits Korthals Altes tot PvdA’er Eberhard van der Laan, van de liberaal Johan Rudolf Thorbecke tot CDA’er Dries van Agt: (ex-)advocaten hebben door de eeuwen heen een groot stempel gedrukt op onze politieke besluitvorming.

     Ons huidige parlementaire stelsel dateert van 1813. Uit de cijfers van het Parlementair Documentatie Centrum (PDC) in Den Haag blijkt dat advocaten de laatste tweehonderd jaar zwaar oververtegenwoordigd zijn in het landsbestuur. Maar liefst 25 procent van alle ministers sinds 1813 is afkomstig uit de balie. Dit terwijl slechts een op de duizend Nederlanders advocaat is. Ook in het parlement waren (ex‑)advocaten ruim vertegenwoordigd, ze omvatten een vijfde van alle Eerste en Tweede Kamerleden.

     Een verklaring? Parlementair historicus Bert van den Braak van het PDC zegt dat de rechtenstudie de bestuurlijke opleiding bij uitstek was in de Republiek der Verenigde Nederlanden (de voorloper van het huidige Koninkrijk) en lang daarna. ‘Veel juristen begonnen hun loopbaan als advocaat, om vervolgens rechter of ambtenaar/bestuurder te worden. Ook de politieke besluitvorming in de negentiende eeuw had een sterk juridische inslag. Daarvoor waren juristen in het algemeen en advocaten in het bijzonder goed toegerust. Advocaten waren bijvoorbeeld getraind om een pleidooi te houden en dat is voor functies waarbij veel gedebatteerd wordt uiteraard een pre. De advocatuur is een logische leerschool voor politieke functies.’

 

 

Rechterflank

De Nederlandse advocaat blijkt zich thuis te voelen op de rechterflank in de politiek. De advocaat is vooral liberaal, confessioneel en (vóór 1848) koningsgezind en conservatief dan wel ultraconservatief. Zo’n tachtig procent van de advocaten behoort tot één van deze stromingen.

     De sociaaldemocratische advocaten scoren slechts vijf procent (senatoren), twee procent (Tweede Kamer) en vier procent (ministers). ‘De sociaaldemocraten kwamen pas aan het slot van de negentiende eeuw in de Tweede Kamer, en in de Eerste Kamer zelfs pas in 1913,’ zegt Van den Braak. Ze hebben dus veel minder Kamerleden kunnen afvaardigen en dus ook minder advocaten. In de twintigste eeuw rukten de sociaal geëngageerde advocaten op. Van den Braak noemt de sociaaldemocraat Pieter Jelles Troelstra, en de SP’er Jan de Wit. Ook advocaten van christelijken huize streden voor sociale rechtvaardigheid. Pieter Sjoerds Gerbrandy van de Anti-Revolutionaire Partij stond bijvoorbeeld bekend als ‘rode’ advocaat.

     Dat diezelfde Gerbrandy in 1940 premier werd, moet vooral als toeval worden beschouwd, zegt Van den Braak. ‘In normale omstandigheden – in vredestijd – zou dat waarschijnlijk nooit zijn gebeurd.’ Van Agt was de laatste van de zestien (ex‑)advocaten, die het tot premier schopten. In de jaren zestig van de vorige eeuw maakten economen een opmars, en die ging deels ten koste van juristen. Het ligt volgens Van den Braak nu meer voor hand dat een politicus met financieel-economische expertise premier wordt. Joop den Uyl (PvdA), Ruud Lubbers (CDA) en Wim Kok (PvdA) zijn daar voorbeelden van. Vergelijk dat eens met de negentiende eeuw toen de ene na de andere advocaat de ministerraad voorzat. Overigens geldt volgens Van den Braak wel dat de factor advocatuur in een politieke loopbaan niet bij iedereen even sterk meespeelde. Van den Braak: ‘Bij Thorbecke, Cort van der Linden, Gerbrandy en Van Agt is het hoogleraarschap van meer betekenis. Voor de liberale premier Kappeyne van de Coppello was de advocatuur juist wel een belangrijke factor.’

 

 

Boerenkees

Uit de cijfers van het PDC blijkt dat de advocaten in de tweede helft van de negentiende eeuw hun finest hour kenden in de Nederlandse politiek. Van alle advocaat-politici waren de meesten actief in deze periode: bij de ministers 40 procent, onder de Tweede Kamerleden zelfs 42 procent. Van den Braak: ‘Na 1897 was er sprake van een verdere democratisering, waardoor er bijvoorbeeld meer onderwijzers, lagere ambtenaren, vakbondsbestuurders en onderofficieren onder de afgevaardigden waren te vinden. Daardoor nam het aandeel advocaten af.’

     Het aantal Tweede Kamerleden met een verleden in de advocatuur komt momenteel op niet meer dan zeven: Foort van Oosten en Ard van der Steur van de VVD, Jan de Wit van de SP, Lilian Helder van de PVV, Kees Verhoeven van D66 en Mona Keijzer en Madeleine van Toorenburg van het CDA. Overigens was de laatste advocaat-stagiaire. Het aantal ex‑advocaten in de Eerste Kamer komt op acht. Staatssecretaris van Financiën Frans Weekers (VVD) is de enige voormalige advocaat in het kabinet.

     Waren advocaten ook succesvolle politici? Aan het aantal dienstjaren valt dit volgens Van den Braak niet af te meten. ‘Bij de combinatie advocaat-politicus is de lengte van de loopbaan niet zo relevant. Veel meer kun je zeggen dat advocaten vaak voor velen herkenbare politici waren.’ Hij noemt VVD-Kamerlid van 1956 tot 1984 Cees Berkhouwer die reclame maakte voor melk en bekendstond als boerenkees. Maar tot de advocaat-politici van naam behoorden volgens hem ook Aart Geurtsen en Frits Korthals Altes (VVD), Leonardus Kortenhorst, Karel van Rijckevorsel en Theo van Schaik (KVP), George Cammelbeeck, Jaap Burger en Edward Brongersma (SDAP en PvdA), Anneke Goudsmit (D66) en Hans van den Broek en Vincent van der Burg (CDA).

     De cijfers leren dat vooral de grote steden in het westen veel advocaten hebben geleverd aan ‘Den Haag’. Logisch, volgens Van den Braak, daar wonen de meeste mensen. ‘Bovendien hangt de grootstedelijke dominantie deels samen met het overwicht van de liberalen in de steden,’ zegt Van den Braak. ‘Misschien speelt ook mee dat handelsbelangen eerder in grote steden zijn te vinden en dat grotere advocatenkantoren zich daar vestigden.’

 

 

Voor infographics bij dit artikel, zie bijlage (PDF).

Download artikel als PDF

Advertentie