Onderstaande uitspraak van de Geschillencommissie Advocatuur is bewerkt door Luuk Hamer, advocaat en lid van de raad van discipline in Amsterdam.
Wraking en bevoegdheid
Arbitraal vonnis d.d. 2 november 2012/Adv11-0178B
(Mrs. Koster-Vaags, Van der Meulen en Jonker)
Tussenuitspraak; de hele commissie wraken kan niet.
De advocaat vordert onbetaalde declaraties ad H 12.244,16, stellende dat deze zonder protest zijn behouden, en dat herhaaldelijk om betaling is verzocht. De klacht van verweerster dat de advocaat niet heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat mag worden verwacht, is afgewikkeld volgens de interne klachten- en geschillenregeling. Ook nadien is niet betaald.
Verweerster stelt zich op het standpunt dat de commissie in haar brieven van 16 januari 2012 en 3 februari 2012 de indruk heeft gewekt dat zij partijdig is. Ter ondersteuning voert zij het volgende – kort en zakelijk weergeven – aan. In tegenstelling tot hetgeen de commissie in de brief van 16 januari 2012 heeft vermeld, heeft de consument volgens artikel 12 lid 2 Reglement één maand om het openstaande declaratiebedrag te deponeren. Door die termijn te bekorten wekt de commissie de indruk partijdig te zijn. In de brief wekt de commissie ten onrechte de indruk dat verweerster geen verweer mag voeren en dat verstek wordt verleend als zij het bedrag van de openstaande declaraties niet in depot stort. Daarbij komt dat de commissie in de brief van 3 februari 2012 ’ten overvloede’ vermeldt dat inschakeling van een advocaat niet is vereist. De zich tegen een advocaat verwerende consument heeft geen recht op bijstand door een advocaat, althans de commissie zal dergelijke bijstand niet makkelijker maken door het verlenen van uitstel, terwijl de commissie de consument kennelijk opzettelijk misleidt omtrent diens processuele rechten. In verband met het voorgaande wordt de Geschillencommissie gewraakt.
Voorts beroept verweerster zich op onbevoegdheid van de commissie, primair omdat niet blijkt dat zij met de algemene voorwaarden heeft ingestemd met inbegrip van de geschillenregeling en subsidiair omdat aanspraak wordt gemaakt op een vergoeding van meer dan 10.000 euro, en meer subsidiair – indien de commissie zich bevoegd acht – op excessief declareren en/of verrekening met door haar geleden schade.
De commissie oordeelt ten aanzien van de wraking dat deze ingevolge artikel 36 Rv slechts kan worden ingediend tegen een rechter die een zaak in behandeling heeft. De wraking door verweerster behelst echter op voorhand iedere arbiter van de commissie en bevat geen feiten of omstandigheden die de persoon van de individuele arbiter betreffen die betrokken is bij de behandeling van de zaak. Een arbitrale instantie als geheel kan niet worden gewraakt.
De aanzegging van depot met gebruikmaking van de discretionaire bevoegdheid ingevolge artikel 12 lid 3 Reglement is gebruikelijk en duidt geenszins op enige vorm van partijdigheid. Verweerster kan in het verzoek tot wraking niet worden ontvangen.
Ten aanzien van de bevoegdheid oordeelt de commissie dat artikel 7 lid 2 van de Algemene Voorwaarden verwijst naar het Reglement van de commissie, waarin onder meer is bepaald dat deze bevoegd is om te oordelen omtrent de hoogte en/of incasso van één of meerdere door de advocaat aan de cliënt verzonden declaraties. Op grond van artikel 7 lid 3 van de Algemene Voorwaarden is alsdan de burgerlijke rechter niet bevoegd. In de opdrachtbevestiging zijn de Algemene Voorwaarden van toepassing verklaard. Vernietiging van één of meer voorwaarden is niet ingeroepen. Het primaire en subsidiaire standpunt van verweerster wordt verworpen. De commissie verklaart zich derhalve bevoegd. Het meer subsidiaire standpunt is prematuur.
Partijen krijgen veertien dagen na toevoeging van de uitspraak om hun nadere stellingen aan te passen, waarna een datum voor mondelinge behandeling zal worden bepaald.