Vreemdelingenadvocaat Frans Willem Verbaas

‘Ik kon het idee niet uit zijn hoofd praten’

Vreemdelingenadvocaat Frans Willem Verbaas stond in mei dorststaker Sayam Uddin Nessar bij. De dorststaking bracht het leven van zijn cliënt in gevaar, maar bracht diens zaak in een stroomversnelling.

Na het telefoontje van Meldpunt Vreemdelingendetentie op vrijdag 10 mei van dit jaar bezocht vreemdelingenadvocaat Frans Willem Verbaas (46) het Detentiecentrum Rotterdam. Sayam Uddin Nessar zat daar in de vierde dag van zijn dorststaking. Zijn vaste advocate, Marieke de Boer (Suydersee Advocaten in Lelystad), was die dag nog op vakantie. ‘Een dorststaking kan hooguit een week duren, binnen die tijd ga je dood,’ vertelt Verbaas (Collet Advocaten Alkmaar) een halfjaar later in zijn werkkamer.

     Verbaas was van plan zijn cliënt dezelfde dag van gedachten te laten veranderen. Maar dat lukte niet. Nessars medische toestand verslechterde en hij werd twee dagen later in kritieke fase overgebracht naar het Justitieel Medisch Centrum in Scheveningen. Verbaas en De Boer, die inmiddels weer terug was, zetten alles op alles om Nessar vrij te krijgen. Pas toen de staker ’s avonds van zijn advocaten te horen kreeg dat zijn zaak de volgende dag vervroegd behandeld zou worden, ging hij weer drinken.

Concessies
Een advocaat van een honger- of dorststaker kan voor een ethisch dilemma komen te staan. Enerzijds kan een dergelijke actie levensbedreigend zijn. Het is niet in het belang van zijn of haar cliënt dat hij of zij sterft. Tegelijkertijd kan de advocaat de staking inzetten als onderhandelingswapen zodat de overheid een zaak serieuzer neemt en concessies doet. Moet je als advocaat een staking aanmoedigen of juist ontraden?

     Verbaas heeft dat dilemma niet op die manier ervaren. ‘Het lastige was dat mijn cliënt iets deed waar ik het niet mee eens was. Ik ben überhaupt, onder alle omstandigheden, tegen dorststaking. Het is té gevaarlijk. En ook al overleeft je cliënt het, hij molesteert zijn nieren ermee en houdt er gewoon schade aan over. Maar ik kon het idee niet uit zijn hoofd praten. En ik vond niet dat ik hem in de steek moest laten. Dan moet je roeien met de riemen die je hebt.’ 

     In 2009 stond Verbaas hongerstakers bij die een zitstaking op Schiphol hielden en hij was zodoende al bekend met dit soort procedures. De redenen voor een honger- of dorststaking lopen volgens de vreemdelingenadvocaat uiteen. Zo willen sommige stakers een verblijfsvergunning afdwingen, anderen hebben politieke redenen of zoeken het martelaarschap. Maar de meeste stakers protesteren volgens Verbaas tegen de erbarmelijke omstandigheden waaronder ze in de detentiecentra worden vastgehouden. Hij somt op: vijftien tot zeventien uur per etmaal op cel zitten, twee uur luchten per dag. Bij aankomst worden ze gevisiteerd; ze moeten zich helemaal uitkleden en hun lichaamsholten worden gecontroleerd op drugs. En vreemdelingen kunnen in een isoleercel (23 uur per etmaal) worden geplaatst. Verbaas: ‘Juridisch gezien is vreemdelingenbewaring geen straf maar een bestuurlijke maatregel om te verhinderen dat iemand de benen neemt voordat hij wordt uitgezet. Maar waarom ziet de vreemdelingenbewaring er dan uit als een extra sober gevangenisregime?’

     Als een jeugdherberg met een hek eromheen, zo moet het regime van vreemdelingenbewaring er volgens Verbaas uitzien. De vreemdelingen moeten onbeperkt toegang krijgen tot internet, ze moeten veel meer naar buiten kunnen gaan, er moet veel meer te doen zijn, vindt Verbaas. En misschien moeten de cellen ’s nachts wel niet op slot, maar alleen de afdelingsdeur, oppert hij. Hij vindt ook dat de standaardvisitaties moeten worden afgeschaft. ‘Mensen vinden dat erg vernederend.’

     De Nederlandse detentiecentra noemt Verbaas ‘de kelders van deze maatschappij’. En ook de ‘medische separatie’ die plaatsheeft in aparte cellen in het Justitieel Medisch Centrum, waar de vreemdelingen 23 uur per dag zitten, met een dicht betralied raam, vindt hij verbijsterend. ‘Dat ons systeem zo in elkaar zit. Kijk, ik ben er nu wel aan gewend, hoor. Of nee. Het went nooit. Maar ik bedoel, ik weet dat het zo werkt.’

     Maar dat het zo werkt, weten veel te veel mensen volgens Verbaas niet. Daarom vindt hij dat de manier waarop vreemdelingen worden vastgehouden veel meer bekendheid moet krijgen. In die zin hebben de honger- en dorststakingen van het afgelopen jaar volgens hem wel geholpen. ‘Duidelijk is geworden dat het regime van vreemdelingenbewaring veel te sober, veel te hardvochtig is. Dat moet veranderen.’

Dorststaking
Sayam Uddin Nessar (42) afkomstig uit Afghanistan, woonde twintig jaar in Nederland, maar verlengde zijn verblijfsvergunning niet tijdig. Zo werd hij tot vreemdeling verklaard en kwam hij vast te zitten in Detentiecentrum Rotterdam. Na een dorststaking van vijf dagen werd hij, tegen zijn zin, in kritieke toestand naar het Justitieel Medisch Centrum in Scheveningen gebracht. Een dag later werd de zaak vervroegd behandeld. Nessars vaste advocate Marieke de Boer (Suydersee Advocaten in Lelystad) stond hem tijdens deze zitting bij. De daaropvolgende dag, 14 mei 2013, oordeelde de rechter dat Nessar zijn asielaanvraag thuis kon afwachten en werd hij op vrije voeten gesteld.

Nessar was de woordvoerder van een groep honger- en dorststakers in Detentiecentrum Rotterdam. Op 7 mei verklaarde hij dat 111 vreemdelingen in het Rotterdamse detentiecentrum meededen met de staking. De stakers protesteerden tegen de onmenselijke omstandigheden waaronder ze gevangen zaten. Eerder in het jaar gingen vreemdelingen in het Detentiecentrum Schiphol in hongerstaking. VVD-staatssecretaris Fred Teeven (Veiligheid en Justitie) beloofde in april 2013, na de zelfmoord van de Russische vluchteling Aleksandr Dolmatov, dat het vreemdelingenbeleid humaner zou worden.

Strafadvocaat Jan Vlug

‘Ik wist dat er geen weg terug was’

Strafpleiter Jan Vlug vertelde in een interview op 6 december 2012 dat zijn cliënt Jasper S. de verkrachting van en moord op Marianne Vaatstra had bekend. Waarom maakte Vlug het verhaal van zijn cliënt, ver voor de eerste zittingsdag, op televisie openbaar?

Aanvankelijk zag strafadvocaat Jan Vlug (48) van dit interview af. ‘Omdat ik niet wil dat mensen denken: daar komt hij weer aan met zijn ene mediazaak. Ik sta helemaal niet te trappelen om in het nieuws te zijn. Ook niet in het Advocatenblad.’

     Zijn optreden in Nieuwsuur heeft veel positieve reacties losgemaakt. Tegelijkertijd kreeg de strafpleiter uit Deventer (Vlug Huisman Maarsingh Strafpleiters) die ook de klusjesman in de Deventer moordzaak bijstond, veel kritiek te verduren. Duidelijk is dat Vlug met zijn informele, gedetailleerde tv-verslag iets heel nieuws deed. Bij nader inzien wil hij, vanuit zijn kantoor, een voormalig pakhuis vlak bij de IJssel, aan zijn vakgenoten uitleggen waarom hij dat deed. 

Geheimhoudingsplicht
De vraag hoe een advocaat het best met de media om kan gaan, is onontkoombaar. In welk geval mag een advocaat wel en wanneer niet naar buiten treden? Hoe open mag een advocaat zijn? Waar liggen de ethische grenzen? De uiteenlopende reacties van collega’s op Vlugs mediaoptreden, laten zien hoe verschillend over dit onderwerp wordt gedacht. Een belangrijk kritiekpunt was dat Vlug het belang van zijn cliënt heeft geschaad omdat hij zijn geheimhoudingsplicht zou hebben geschonden. Vlug: ‘Ik had moeten zeggen: “Ik heb dit allemaal met Jasper besproken en hij heeft er uitdrukkelijk toestemming voor gegeven.” Dat ik dat niet gedaan heb, is het enige waar ik spijt van heb. Maar ik had gedacht dat dat voor iedereen wel evident zou zijn.’

     Andere collega’s vonden het onverstandig dat Vlug in zo’n vroeg stadium zoveel openheid gaf omdat hij hier later niet meer op terug zou kunnen komen. ‘Ik wist dat er geen weg terug was’, reageert Vlug. ‘Maar ik wist ook dat hij het gedaan had. Met vier man hebben we gedurende twee weken het dossier helemaal nagetrokken. We hebben externe deskundigen en andere advocaten geraadpleegd. Het bewijs was spijkerhard. We waren er alle vier voor de volle honderd procent van overtuigd dat Jasper S. veroordeeld zou worden.’

     De enorme hoeveelheid media-aandacht die deze zaak en Jasper S. zouden krijgen, was de belangrijkste reden dat Vlug ervoor heeft gekozen het verhaal van zijn cliënt eenmalig in de media te vertellen op de dag dat Jasper S. de verkrachting van en moord op Marianne Vaatstra aan de politie bekende. In zo’n grote zaak moet je volgens Vlug met de media praten omdat ze er toch aandacht aan besteden, of je nou meewerkt of niet. En als je niets zegt, komt de kant van je cliënt niet in beeld, overweegt Vlug. ‘Dan kun je zeggen: dat is je taak niet als advocaat. Maar vervolgens schrijft De Telegraaf met chocoladeletters: Het beest van Oudwoude, zus en het beest van Oudwoude, zo. En rechters lezen ook kranten en kijken ook tv. Dus als je de zaak dan eenzijdig laat belichten, doe je volgens mij iets niet goed.’ Bovendien was het interview volgens Vlug bedoeld om de storm die onder de complotdenkers op internet woedde te laten luwen. Zij vielen de familie van Jasper S. en de familie Vaatstra lastig.

     Omdat de bekentenis zulk vers nieuws was, nam Vlug met zijn optreden een voorsprong op alle nieuws- en opiniemakers. ‘Hij is een lieve vader, een goede echtgenoot, een goede zoon, een hardwerkende boer, een aardige man, die ook dit gruwelijke feit heeft begaan.’ Dat was het beeld dat hij wilde overbrengen met zijn optreden op televisie. In plaats van te schrijven over het monster van Oudwoude, hielden media zich volgens Vlug bezig met de vraag hoe het mogelijk was dat zo’n normale man zoiets vreselijks heeft kunnen doen. ‘Dus ik denk dat de boodschap goed is overgekomen. En in een soortgelijke zaak met een soortgelijke cliënt, zou ik het morgen weer doen.’

     Of Vlug echt gelooft dat Jasper S. zo’n gewone man is? ‘Ja. Ik geloof daarin. Dat vinden mensen doodeng en dat betekent dat we onder omstandigheden allemaal tot zoiets gruwelijks in staat zijn. Ik zou het zelf ook kunnen doen, mijn vader ook en mijn buurman ook. Maar ik ben gereformeerd opgevoed. Het kwaad zit altijd in de mens.’

     S. kreeg geen tbs, want psychiatrisch en psychologisch onderzoek toonden geen stoornis aan. Hij werd veroordeeld tot achttien jaar gevangenisstraf. ‘Het enige wat we wilden, was geen levenslang. En daarvoor mocht hij ook geen monster zijn, natuurlijk.’

Marianne Vaatstra
In de nacht van 30 april op 1 mei 1999 werd de zestienjarige Marianne Vaatstra verkracht en vermoord in een weiland bij het Friese dorp Veenklooster. Jarenlang bleef deze moordzaak onopgelost. Door de wetswijziging van 1 april 2012 werd DNA-verwantschapsonderzoek in strafzaken mogelijk. Dat leidde tot een DNA-match, waarna op 18 november 2012 de 45-jarige Jasper S. uit Oudwoude werd gearresteerd. S. bekende op 6 december 2012 aan de politie dat hij deze misdaden heeft gepleegd. Diezelfde middag heeft hij aan zijn vrouw en kinderen verteld dat hij de dader is. De officier van justitie maakte aan de familie van Marianne Vaatstra bekend dat de verdachte een bekentenis had afgelegd. Daarna gingen de beperkingen van de zaak af. Advocaat Jan Vlug heeft van tevoren zelf contact met de redactie van actualiteitenprogramma Nieuwsuur opgenomen om te vragen ruimte in de uitzending open te houden omdat er mogelijk nieuws zou zijn. Omdat hij als advocaat van de klusjesman in de Deventer moordzaak goed contact had gehad met verslaggever en eindredacteur Bas Haan, wist Vlug naar eigen zeggen dat de redactie hier integer mee om zou gaan. ’s Avonds om tien uur vertelde Jan Vlug in Nieuwsuur het verhaal van zijn cliënt. Het strafproces tegen Jasper S. begon op 28 maart 2013. De strafeis van het Openbaar Ministerie bedroeg twintig jaar. Op 19 april 2013 veroordeelde de rechtbank in Leeuwarden Jasper S. tot een gevangenisstraf van achttien jaar voor verkrachting en moord.

Strafadvocaat Tjalling van der Goot

‘Als hij “nee” had gezegd, was het niet doorgegaan’

Tjalling van der Goot en Wim Anker stemden in met de veelbesproken documentaire ‘De verdediging van Robert M.’. Maar was dat wel in het belang van hun cliënt?

Een overweldigende stroom aan bedreigingen. Daar kregen Tjalling van der Goot en Wim Anker, de verdedigers van Robert M., mee te maken. Veel Nederlanders vonden dat Robert M. helemaal geen recht meer had op verdediging. Hij werd op voorhand veroordeeld en zijn advocaten met hem. ‘De rol van de strafadvocatuur wordt miskend’, zegt Tjalling van der Goot (46) aan tafel in zijn werkkamer in Leeuwarden. ‘Daarom proberen we heel vaak uit te leggen wat een strafadvocaat doet.’ Dat doen de advocaten van Anker & Anker met lezingen en interviews. Met de documentaire konden ze in een keer een veel groter publiek bereiken en zo meer begrip oproepen voor de positie van de strafrechtadvocatuur.

     Maar was het wel een goed idee? Ging de documentaire tegelijkertijd niet ten koste van de rol van de strafrechtadvocaten in deze specifieke zaak, en wel het behartigen van de belangen van hun voormalige cliënt Robert M.? Van der Goot: ‘De medewerking aan de documentaire had op zichzelf niets met belangenbehartiging van Robert M. te maken. Het was meer in het belang van de gehele strafadvocatuur. Maar als het belang van M. erdoor zou worden geschaad, dan hadden we er geen toestemming voor gegeven.’

     Gedurende hun verdediging voor de rechtbank en het hof hadden Van der Goot en Anker weinig contact met de media. Dat is in lijn met de mediastrategie van de advocaten van het bekende Friese strafrechtkantoor. Advocaat Dirk Daamen staat M. momenteel bij in cassatie. Waarom Van der Goot en Anker dat niet doen? ‘Dat is in goed onderling overleg gegaan. Een gemeenschappelijke beslissing van de cliënt en de verdediging. Meer ga ik er ook niet over zeggen.’ 

Uitermate gevoelig
De medewerking aan de documentaire, die op 1 oktober van dit jaar werd uitgezonden terwijl de cassatieprocedure van Robert M. liep, is opvallend, gezien het doorgaans terughoudende mediabeleid van het kantoor. Over de vraag van Maria Mok en Meral Uslu om een documentaire over de verdedigers van Robert M. te maken, hebben de advocaten volgens Van der Goot dan ook getwijfeld. ‘Mijn eerste reactie was nee’, vertelt hij. ‘Omdat de zaak toen al werd ingeschat als uitermate gevoelig. Het is in het algemeen natuurlijk niet heel gebruikelijk om bij alles wat je doet, wat geheim is eigenlijk, een camera toe te laten.’

     Door de documentairemaaksters mee te laten kijken, met het filmen van telefoongesprekken tussen de advocaten en hun cliënt bijvoorbeeld, werd inbreuk gemaakt op de vertrouwelijkheid tussen de advocaten en hun cliënt. ‘Dat kun je alleen in gezamenlijk overleg doen. We hebben het uiteraard met Robert M. besproken. Als hij “nee” had gezegd, was het niet doorgegaan. Maar hij wilde er graag aan meewerken. Dus daarom was het geen probleem.’ Daarbij is het volgens Van der Goot maar een topje van de ijsberg, ‘niet het diepste vertrouwelijke’, wat er in de film te zien is.

     Van der Goot is er niet bang voor dat de documentaire later nog tegen zijn ex-cliënt gebruikt kan worden. ‘Robert M. heeft zelf toestemming gegeven voor het uitzenden van zijn gezicht, van zijn persoon en van zijn stem. Maar dat hebben we om die reden niet verstandig geacht. Als iemand een gevangenisstraf en tbs krijgt, is het de bedoeling dat hij weer terugkeert in de maatschappij, op korte of wellicht langere termijn. Daarom is het gezicht van Robert M. geblurd en zijn stem vervormd.’ Volgens Van der Goot ondervindt M. wel nadeel van alle overige berichtgeving over deze zaak. ‘Wij kunnen natuurlijk wel zeggen: “Zijn gezicht moet geblurd”, maar kijk op internet en je ziet zijn niet-geblurde gezicht. Dat weet ik ook wel. Maar daar kunnen we niet zoveel tegen doen.’

     Terugkijkend weet Van der Goot niet zeker of hij met de kennis van nu opnieuw zou hebben meegewerkt. ‘De documentaire voldoet aan mijn verwachtingen. Maar ik weet nu ook hoe het is om heel vaak een camera om me heen te hebben. Dat was wel een belasting. Ik heb het er graag voor over gehad, maar als je met terugwerkende kracht zou vragen: die zaak moet nog voorkomen en wil je de camera’s erbij hebben? Niks ten nadele van de documentairemaaksters, maar dan zou ik misschien toch wat langer nadenken dan ik nu heb gedaan.’

De Amsterdamse zedenzaak
Robert M. werd in december 2010 op 27-jarige leeftijd aangehouden. Dat gebeurde nadat Opsporing Verzocht een foto had getoond die in de Verenigde Staten was aangetroffen bij een onderzoek naar kinderporno. M. werd verdacht van seksueel misbruik van kinderen van de kinderdagverblijven waar hij werkte en van oppasadressen. Daarbij zou hij kinderporno hebben gemaakt en verspreid. Strafadvocaten Tjalling van der Goot en Wim Anker stonden M. bij gedurende zijn procedure voor de rechtbank en het hof. Het misbruik van 87 kinderen heeft Robert M. bekend. In mei 2012 werd M. door de rechtbank veroordeeld tot achttien jaar gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging voor het seksueel misbruik van 67 kinderen. In hoger beroep (26 april 2013) viel de straf een jaar hoger uit. Op 6 juni van dit jaar werd bekend dat M. deze uitspraak ging aanvechten bij de Hoge Raad. Deze cassatieprocedure, waarin advocaat Dirk Daamen Robert M. verdedigt, loopt nog. Documentairemakers Maria Mok en Meral Uslu vroegen de raadslieden toestemming om met ze mee te lopen en het perspectief van de verdediging te filmen. Na daar twee weken over te hebben nagedacht, gingen de advocaten akkoord. Van maart 2011 tot en met mei 2012 hebben de documentairemakers opnames gemaakt. Op 1 oktober 2013 verscheen de documentaire ‘De verdediging van Robert M.’.

 

Advocaat Huib Struycken

‘Zonder empathie loopt het mis’

Voor ouders van kinderen die uit huis zijn geplaatst, gaat hij door het vuur, ook al voelt het als vechten tegen de bierkaai. Waar ligt voor advocaat Huib Struycken de grens?

Advocaat Huib Struycken (64) heeft het nog niet opgegeven. Zo is hij bezig met twee procedures bij het gerechtshof en een bij de Hoge Raad. Hiermee wil hij ervoor zorgen dat de (Europese) arrestatiebevelen van de ouders van een gezin van drie kinderen worden ingetrokken en dat alle pogingen om de kinderen bij de ouders weg te halen, ophouden.

     Op 23 december 2011 heeft Bureau Jeugdzorg samen met het Duitse Jugend-amt drie Nederlandse kinderen (2, 3 en 4 jaar) uit huis gehaald en overgebracht naar pleeggezinnen in Groningen. ‘Kinderontvoering’, zegt Struycken vanuit zijn kantoor in Amsterdam. Er was geen grond deze kinderen uit huis te plaatsen, de ouders hadden eerdere relatieproblemen weer opgelost, zegt hij.

     Daarnaast was de Nederlandse rechter volgens hem niet bevoegd de beschikking tot uithuisplaatsing te nemen. Het gezin was volgens de advocaat voor die tijd al naar Duitsland geëmigreerd. Tot en met de Hoge Raad aan toe heeft hij hierover geprocedeerd, maar hij heeft geen gelijk gekregen. ‘De feiten tellen blijkbaar niet. Je voelt je dan volkomen machteloos.’ Maar stoppen is er niet bij. ‘Dan staan er een hele hoop mensen in de kou.’

     Of een zaak uiteindelijk te winnen valt, is voor hem niet enkel en alleen doorslaggevend om een procedure te voeren. Zijn er zaken die hij niet aanneemt? Waar ligt ethisch voor hem de grens?

     Alleen in een situatie waarin de kinderen volgens hem echt gevaar zouden lopen als ze bij hun ouders teruggeplaatst zouden worden, zou Struycken van een procedure afzien. ‘Dat zou de grens zijn. Maar dat ben ik nog nooit tegengekomen.’ Ook bij de drie dochters van het gezin dat zich schuilhoudt in Duitsland is daar volgens Struycken geen sprake van. ‘Absoluut niet.’

     Of hij niet bang is dat de kinderen uiteindelijk de dupe worden van kansloze procedures, die zich eindeloos voortslepen? ‘Als ik ervan overtuigd zou zijn dat de kinderen beter af zouden zijn bij de pleegouders dan bij hun biologische ouders, zou ik ermee ophouden.’

Rechterlijke toetsing
Het systeem op basis waarvan kinderen uit huis worden geplaatst, klopt niet volgens Struycken. Daar wil hij tegenwicht aan geven. ‘Ik vind dat de macht van Bureau Jeugdzorg (BJZ) wel zeer ver gaat. BJZ is een private stichting die subsidie krijgt voor uithuisplaatsingen, wat toch een overheidstaak is.’ De Raad voor de Kinderbescherming werkt nauw samen met BJZ en gaat af op meldingen van de stichting. Aan de hand van rapportages van de raad, beslist de rechtbank over de machtigingen voor uithuisplaatsing. Volgens Struycken ontbreekt het hier aan onafhankelijke toetsing door de rechter. Bij spoeduithuisplaatsingen zou de verantwoordelijkheid volgens hem beter bij de officier van justitie kunnen liggen, waarna de rechter die beslissing binnen vier dagen zou moeten toetsten op rechtmatigheid. ‘Daarbij moeten de ouders worden gehoord. Strafvordering is een goede blauwdruk. Nu komen ouders vaak pas in hoger beroep aan het woord.’ Hij wil hier een discussie over op gang brengen. ‘Ik verzet me tegen machtsuit-oefening.’

     Struycken voelt zich emotioneel sterk betrokken bij deze zaken. ‘Ja, ik ben bewogen. Ik kan absoluut niet tegen onrecht. Je moet je niet mee laten slepen door je emoties. Maar empathie is enorm belangrijk voor je werk. Zonder empathie loopt het mis. Het gaat wel om ons, onze kinderen, de toekomst. Ingrijpen in het gezin moet het uiterste middel zijn. Ik vecht voor een eerlijke berechting.’

     Met het huidige systeem verlies je volgens Struycken het vertrouwen in de overheid en de rechter. Dat vindt hij ondermijnend. ‘Ik baseer me op Hugo de Groot die heeft gezegd dat vertrouwen, de goede trouw, eigenlijk de belangrijkste steunpilaar is voor een samenleving. En ik denk dat hij daar gelijk in heeft.’

Gronings-Duitse familiezaak
De ouders van een gezin met drie dochters uit het Groningse Stadskanaal deden in 2010 en 2011 bij de politie aangifte tegen elkaar wegens mishandeling en bedreiging. Na een incident op 10 oktober 2011 maakte Bureau Jeugdzorg (BJZ) bij de Raad voor de Kinderbescherming melding van een instabiele en onveilig situatie in het gezin, waarna de raad in oktober 2011 een onderzoek startte. Een maand later verhuisde het gezin naar het Duitse Esterwegen. Op 25 november heeft de kinderrechter, op verzoek van de raad, de kinderen voorlopig onder toezicht gesteld en aan BJZ machtiging verleend de kinderen met spoed uit huis te plaatsen. Later heeft de rechtbank deze beslissing verlengd. Vervolgens heeft BJZ samen met de Duitse Jugendamt de kinderen (2, 3 en 4 jaar) eind december 2011 met dwang uit huis gehaald, enige dagen ondergebracht in een kindertehuis en aansluitend bij pleeggezinnen in Groningen geplaatst.

Tegen de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing zijn de ouders, bijgestaan door advocaat Huib Struycken, in beroep en in cassatie gegaan. De rechter had geen bevoegdheid deze beschikkingen te nemen, omdat de ouders al naar Duitsland geëmigreerd waren, was een van de verweren. Maar het hof en de Hoge Raad stelden de ouders niet in het gelijk. Op 28 september 2012 namen de ouders het heft in eigen handen. Na afloop van een contactmoment bij Bureau Jeugdzorg in Groningen, namen ze hun drie dochters mee naar een onbekend adres in Duitsland. Diezelfde dag werden er Europese arrestatiebevelen van de ouders uitgevaardigd, net als in december 2011. De rechtbank wees het verzoek van de verlening van de ondertoezichtstelling en verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing op 25 maart 2013 af. ‘Hoe juist de onderbouwing van de verzoeken daartoe ook mag zijn.’ Maar volgens de rechtbank was het in het belang van de kinderen dat er een situatie van ‘rust en redelijkheid’ geschapen zou worden ‘met inzet van alle betrokkenen’. Het hof draaide deze beslissing op 27 juni van dit jaar weer terug en verlengde de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing tot februari 2014. De ouders en kinderen houden zich nog steeds schuil.

Sabine Droogleever Fortuyn

Download artikel als PDF

Advertentie