Iedere advocaat-stagiaire bij de beroepsopleiding voor de advocatuur krijgt te horen dat advocaten een deel van hun praktijk aan toevoegingen behoren te besteden. Maar volgens Sander Arts en Rogier Hörchner, advocaten bij respectievelijk Singel Advocaten en Hörchner Advocaten in Breda, is deze mededeling een dode letter.
Door de komst van de Wet rechtsbijstand aan on- en minvermogenden in 1958 hoeven advocaten pro-Deowerk niet meer gratis te doen. Sinds het systeem van rechtsbijstand verder werd opgetuigd in de jaren tachtig houdt volgens Arts en Hörchner een belangrijk deel van de advocatuur pro-Deowerk voor gezien. ‘Met landelijke dekens die de laatste jaren alleen nog van dure kantoren afkomstig zijn, is niet te verwachten dat daar verandering in optreedt,’ schrijven ze. ‘Onze vorige deken, Jan Loorbach, beweerde op enig moment zelfs dat zijn kantoor (NautaDutilh) niet de kennis zou hebben om toevoegingszaken te doen. Terwijl de zaak toch echt dezelfde blijft: alleen de vergoeding is minder.’
De bezuinigingen op de gefinancierde rechtsbijstand vragen volgens hen nu om een onorthodoxe oplossing. In nrc.next en op de website van het Advocatenblad pleiten zij ervoor om advocaten die geen toevoegingen doen een bijdrage te laten betalen aan het systeem. Hun plan doet denken aan de Code Drion die zeven jaar geleden werd voorgesteld (zie ‘Wie kent de Code Drion nog?’ in dit nummer).
Volgens Arts en Hörchner zou iedere advocaat over zijn gehele omzet in ‘betalende’ zaken een pro-Deotaks kunnen betalen. Met een totale omzet van 4 miljard euro levert drie procent volgens hen een bedrag van 120 miljoen euro op. ‘Meer dan nodig en een herstel van de aloude advocatenplicht.’
Lees het pleidooi voor een pro-Deotaks op www.advocatenblad.nl.