Staatssecretaris Fred Teeven van het ministerie van Veiligheid en Justitie volhardt in preventief toezicht op de advocatuur. Het is een standpunt dat weergeeft dat zodra vertrouwen verdwijnt preventief toezicht institutionaliseert. Een effect dat Teeven zich niet lijkt te realiseren of dat hem niet interesseert. Na drie commissies van onderzoek (Huydecoper, 2010, Docters van Leeuwen, 2010 en Hoekstra, 2012) blijkt dat het zelfregulerend vermogen van de advocatuur best in orde is. De dekens fungeren prima als filter van de meeste klachten en de beroepsmogelijkheden zijn meer dan voldoende. Toch wil Teeven dat derden de mogelijkheid krijgen om dossiers van advocaten te controleren op naleving van toezichtregels.
Externe toezichthouders maken regels waar niemand aan voldoet en bevestigen daarmee hun eigen bestaansrecht. Het is een perverse tendens die volstrekt voorbijgaat aan de verschillende niveaus van de vertrouwensleer zoals Nederland die (on)geschreven kent. Die vertrouwensleer is gecodificeerd in het publiekrecht als een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur. Een burger mag bijvoorbeeld vertrouwen op een goed werkende ambtenarij. Ook ministers functioneren op basis van een vertrouwensregel met de Kamers. De minister treedt af als hij/zij niet het vertrouwen geniet van een van de Kamers van de Staten-Generaal.
In Finland is de verhouding tussen advocatuur en de overheid gebaseerd op een vergelijkbaar vertrouwensbeginsel. Het toezicht van de overheid is vrijwel non-existent omdat de Finse advocatuur dit vertrouwensbeginsel niet schendt en vice versa de Finse overheid een onafhankelijke advocatuur onontbeerlijk acht in een rechtsstaat. In Nederland is dit vertrouwen verdwenen enkel en alleen vanwege de onderbuik van Teeven c.s., electorale belangen, waan van de dag, persoonlijke ressentimenten tegen de advocatuur maar vooral door een stuitende simpliciteit.
Kijkt men bijvoorbeeld naar de accountancy. Daar is veel meer reden tot grote zorg. Accountants bij de ‘Big Four’ (Deloitte, PwC, Ernst & Young en KPMG) voelen zich per definitie meer verwant met de ondernemer. Op grote schaal blijken accountants de afgelopen jaren bij financiële schandalen betrokken te zijn geweest. Deze groep miskent daarmee de facto hun enige fundamentele bestaansrecht: controleren ten behoeve van de crediteuren. In grote delen van de accountancy is dan ook sprake van een structurele schending van het vertrouwensbeginsel.
In vergelijking met de accountancy functioneert de Nederlandse advocatuur heel behoorlijk. Ik pleit dan ook voor het herstel van de vertrouwensleer tussen advocatuur en overheid naar Fins model. Op dit moment is dat een onhaalbaar verlangen. Zeker met een ex-FIOD-rechercheur als staatssecretaris die via een avondstudie officier van justitie is geworden en voor wie iedereen blijkbaar een potentiële crimineel is.
Het is tijd om eens flink uit te huilen, te wachten op betere tijden en opnieuw te beginnen.
Harry Veenendaal