De vrijheid van handelen van een advocaat in het kader van het behartigen van de belangen van zijn cliënt is niet onbegrensd.
– Hof van Discipline, 15 april 2013, zaak nr. 6491, ECLI:NL:TAHVD:2013:YA4394. Wat een behoorlijk advocaat betaamt ten opzichte van de wederpartij. Vrijheid van handelen. Gedragsregel 19.
Mr. X had voor zijn cliënt een vonnis in kort geding verkregen waarbij het de wederpartij op straffe van een dwangsom verboden werd zich negatief over de cliënt van mr. X uit te laten. De cliënt liet vervolgens aan mr. X weten dat de wederpartij zich tegenover drie relaties negatief over hem had uitgelaten. Mr. X belde met de betrokkenen en stuurde hen een schriftelijke bevestiging. Naderhand verklaarden de drie betrokkenen aan de wederpartij dat de bevestigingen niet strookten met de inhoud van de gesprekken. Mr. X had in verband met de proceskosten executoriaal beslag gelegd op de woning van de wederpartij. Toen deze zijn woning had verkocht, wilde mr. X slechts meewerken aan opheffing van het beslag tegen betaling van de proceskosten én 15.000 euro aan dwangsommen.
Klager, cliënt van de wederpartij, verwijt mr. X dat hij zich niet heeft gedragen zoals het een goed advocaat betaamt, omdat hij op basis van loze, althans geconstrueerde beschuldigingen en onjuiste verklaringen en onder druk van de overdracht van de woning van klager de dwangsommen op zijn derdengeldenrekening had laten overmaken. De raad van discipline verklaarde de klacht gegrond en legde een berisping op.
Het Hof van Discipline stelt voorop dat de advocaat partijdig is bij de behandeling van de belangen van zijn cliënt. Hij geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen te behartigen op de wijze die hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen en c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt heeft verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan. Slechts in uitzonderingsgevallen moet hij die verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. Nu zijn cliënt had meegedeeld dat het verbod was overtreden, was het de taak van mr. X als advocaat van zijn cliënt om de dwangsom geïnd te krijgen. Als klager het met de executie van het vonnis niet eens was, diende hij een executiegeschil aanhangig te maken.
Het is de civiele rechter en niet de tuchtrechter die uiteindelijk aan de hand van bewijsmateriaal vaststelt of het verbod is overtreden of niet.
Uiteraard mag de advocaat getuigen geen woorden in de mond leggen of onder druk zetten om iets anders te bevestigen dan de getuigen tegen hem hebben gezegd. Naar het oordeel van het hof is ten aanzien van de door mr. X op schrift gestelde verklaringen echter niet gebleken dat sprake is van geconstrueerde beschuldigingen of verklaringen waarvan mr. X de onjuistheid kende of moest kennen. Het enkele feit dat deze drie getuigen naderhand iets anders hebben verklaard dan mr. X aan hen heeft bevestigd, is daarvoor onvoldoende, ook omdat deze getuigen hun verklaringen meerdere malen hebben aangepast. Het hof oordeelt de klacht ongegrond.