Vanuit de gedachte dat iedereen in een rechtsstaat behoorlijke rechtsbijstand moet krijgen, lanceerde Coen Drion in 2006 de Code Drion. Zeven jaar later is veel rechtshulp in complexe zaken nog altijd alleen betaalbaar voor grote ondernemingen en rijke particulieren.
Stel dat complexe medische zorg alleen beschikbaar zou zijn voor de welgestelden,’ zegt Coen Drion. ‘Dat zouden we nooit accepteren. Maar we leggen ons er wel bij neer dat complexe juridische zorg alleen voor een beperkte groep is weggelegd. Dat is toch raar?’
Drion, raadsheer bij de Hoge Raad, trekt de parallel met de gezondheidszorg om duidelijk te maken dat er een gat in de rechtsbedeling zit. ‘Juridische conflicten zijn net als medische problemen existentieel,’ meent hij. ‘Je gaat een juridisch gevecht alleen aan als dat het waard is. Het kost veel geld en energie en het tast je mensbeeld aan.’
Toen hij nog advocaat was bedacht hij zijn ‘Code Drion’, een regeling onder advocaten die rechtshulp in complexe zaken ook bereikbaar moest maken voor mensen met de smalle beurs. Dat was in een tijd dat publieke verantwoording gewoon werd. Maatschappelijk verantwoord ondernemen, in de Verenigde Staten al gemeengoed, kwam toen ook in Europa in zwang.
Amerikaanse bedrijven eisten van toeleveranciers dat ze maatschappelijk verantwoord ondernemen. Tegelijkertijd nam in Nederland de kritiek op topinkomens toe en stond de Nederlandse advocaat niet in een goed blaadje bij de bevolking. Uit een onderzoek in opdracht van de Nederlandse Orde van Advocaten bleek in 2006 dat de ondervraagden bij het begrip advocaat eerst denken aan ‘duur’, en daarna ‘kundig’, ‘geldwolf’, ‘gehaaid’ en ‘arrogant’.
Met zijn code hoopte Drion twee dingen te bereiken: burgers van rechtshulp voorzien en grote advocatenfirma’s stimuleren het publieke belang te dienen en zo hun imago te verbeteren. ‘In de Verenigde Staten is de advocaat officer of the court,’ stelt Drion. ‘Hij is aan de rechter verantwoording schuldig voor zijn werkwijze.’ De Nederlandse advocaat beschouwt zich meer als belangenbehartiger, maar zou zich, volgens Drion ook de werking van het rechtssysteem als geheel moeten aantrekken. ‘Je bent immers deel van dit systeem.’
Drion werkte dat principe uit in een code (zelfregulering, geen wet, benadrukt hij), waarin deelnemende advocatenkantoren beloofden dat ze 1) specialistische kennis ter beschikking stellen aan collega-advocaten, 2) een aantal eigen advocaten beschikbaar houden voor rechtzoekenden die anders achter het net vissen en 3) geld storten in een fonds dat wordt gebruikt voor bijvoorbeeld proefprocessen en om mensen te helpen die ondanks 1 en 2 verstoken blijven van juridische bijstand. Voor de Nederlandse Orde van Advocaten had hij een beherende en toetsende rol in petto.
De code is nooit van de grond gekomen. De Orde stelde dat de toegang tot het recht een verantwoordelijkheid is van de overheid. Bovendien noemde de Orde het fonds een vorm van inkomensoverheveling. Inkomen verschoof immers van grote firma’s (die gratis kennis verschaften) naar kleine kantoren. Veel grote kantoren zagen ook geen rol voor zich weggelegd. Ze betoogden dat ze al heel veel doen voor maatschappelijke organisaties en dat ze de expertise missen voor kwesties waar veel gewone burgers mee worstelen (bijvoorbeeld burenrecht, echtscheidingen).
Is de code daarmee een stille dood gestorven? Niet helemaal. In juli blies vertrekkend algemeen deken Jan Loorbach de discussie nieuw leven in tijdens een afscheidsinterview in juristenmagazine Mr. Op de vraag of er een soort Code Drion ingevoerd moet worden, antwoordde hij: ‘Ik zeg niet dat dat hier ook moet, maar dat de grote kantoren een verantwoordelijkheid zouden kunnen ervaren voor de functie van de advocatuur in het geheel van de samenleving, ja dat mag je wel opschrijven.’
Het is zeker niet zo dat grote kantoren niets doen. Johan Kleyn, advocaat ondernemingsrecht bij Jones Day in Amsterdam, sprak in 2007 als advocaat bij Allen & Overy en lid van de Algemene Raad van de Orde warme woorden over de publieke verantwoordelijkheid van advocaten. Nu behartigt hij soms pro-Bono de belangen van mensen die hem niet kunnen betalen, zoals de uitbaatster van zijn favoriete kroegje. ‘Ze heeft samen met iemand een bv, en nu willen ze de zaak splitsen. Daar help ik een beetje bij.’ Typisch een zaak waarover Kleyn als ondernemingsrechtspecialist een degelijk advies kan geven. ‘Stille pro-Bono,’ noemt Kleyn deze vorm van rechtsbijstand. Veel van zijn collega’s doen dat, eigenlijk meer als privépersoon dan als vertegenwoordiger van het kantoor.
Kleyn is van mening dat de grote kantoren een maatschappelijke plicht hebben die breder is dan pro-Bonozaken. Hij werkte jarenlang in de Verenigde Staten en zag daar hoe advocatenkantoren, veel eerder dan in Europa, maatschappelijk actief waren. ‘Jones Day in Amerika sponsort het Cleveland Orchestra. Je ziet dat in Nederland steeds meer kantoren hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen. Dat is een goede zaak.’ Hij noemt het denkbaar dat grote kantoren geld storten in een potje voor juridische procedures. ‘Niet collectief, maar individueel. Elk kantoor heeft toch eigen doelstellingen,’ zegt hij.
Ook advocaten bij NautaDutilh doen pro-Bonowerk. ‘Incidenteel pakken we een zaak op van een persoon die tussen de wal en het schip dreigt te raken,’ zegt bestuurslid Erik Geerling in een schriftelijke reactie. ‘De deken benadert ons daarvoor en daar gaan we natuurlijk op in.’ Een partner van NautaDutilh houdt zich al een jaar lang intensief bezig met een zaak van een particulier en brengt daarvoor geen kosten in rekening.
Geerling licht toe: ‘Als commercieel advocatenkantoor zijn we ons bewust van onze rol in de maatschappij. Wij vinden het belangrijk een bijdrage te leveren aan die maatschappij.’ NautaDutilh richt zich vooral op de rechten van kinderen. ‘Daarnaast leveren we ook pro Bono werkzaamheden aan maatschappelijke instanties zoals bijvoorbeeld het Moroccan Dutch Leadership Institute en de Leprastichting.’
Toevoegingszaken doet NautaDutilh al lang niet meer. Geerling wijst er op dat in sociale rechtshulp gespecialiseerde kantoren in dat gat gesprongen zijn. ‘Bovendien gaat het vaak om terreinen waarop NautaDutilh geen specialist is en dus niet de gebruikelijke kwaliteit kan bieden.’ Alle andere kantoren uit de top 25 maken op hun websites gewag van pro-Bonowerk of steun aan maatschappelijke organisaties. De Brauw is betrokken bij sociale projecten en geeft gratis juridisch advies aan tien goededoelenorganisaties. Allen & Overy stimuleert zijn advocaten om hulpbehoevenden te helpen en Van Doorne steunt onder meer de Johan Cruyff Foundation en de Cliniclowns. Maar commerciële kantoren moeten in de eerste plaats geld verdienen: het zal vaak van initiatieven van individuele juristen afhangen wat er precies gebeurt.
Drion vindt het nog steeds jammer dat geen enkel kantoor interesse heeft getoond voor zijn code. ‘Zeker nu er wordt bezuinigd op de gesubsidieerde rechtsbijstand en de griffierechten omhooggaan, dreigt een structureel tekort in de rechtsbedeling.’ Op de vraag of in de commerciële advocatuur wel de prikkel bestaat om het publieke belang te behartigen, antwoordt hij: ‘Ik ben al drie jaar geen advocaat meer, en het past een rechter niet om de advocatuur de maat te nemen. Maar dat gezegd hebbend: de commerciële advocaat heeft weinig prikkels om het publieke belang ter harte te nemen.’ Dat grote kantoren incidenteel pro-Bonozaken doen, sponsor zijn van het Concertgebouw of een museum en gratis juridisch advies geven aan goededoelenorganisaties, juicht Drion van harte toe. ‘Maar dat is niet hetzelfde als het gat in de rechtsbedeling dichten.’
Peter Louwerse