Door tegenstrijdige uitspraken van rechters is verwarring ontstaan over de tenlasteleggingen bij strafzaken rond kinderporno. De Hoge Raad moet nu de knoop doorhakken.
De discussie draait om de vraag hoe gedetailleerd de officier van justitie in de dagvaarding de pornoplaatjes en –films moet beschrijven. Tot 2011 werd een klein deel van het materiaal tot in detail beschreven. Maar omdat door internet soms honderdduizenden foto’s worden gevonden op computers van verdachten, kiest het Openbaar Ministerie (OM) nu vaak voor verwijzingen naar globale categorieën: een x-aantal plaatjes van seks met kinderen tot drie jaar etcetera. Het OM vindt dat het zo een beter beeld geeft van de collectie.
Een aantal rechters, vooral van rechtbank Den Haag, neemt hier geen genoegen mee, en heeft dagvaardingen of een deel daarvan vernietigd. ‘Die rechters vinden de omschrijvingen niet feitelijk genoeg,’ zegt persrechter Elianne van Rens. ‘De verdachte moet uit de dagvaarding wel kunnen afleiden waartegen hij zich moet verweren.’
Ex-voorzitter Ad van den B. van de pedofielenvereniging Martijn deed daar met succes een beroep op, vertelt zijn advocaat Sidney Smeets. In oktober 2013 verklaarde het gerechtshof Amsterdam een deel van de dagvaarding nietig, omdat niet alle tenlastegelegde feiten voldoende duidelijk omschreven waren. Het hof legde een straf van 24 maanden op, in plaats van de 36 maanden die Van den B. had gekregen bij de rechtbank.
Onlangs heeft het gerechtshof in Arnhem nog een dagvaarding vernietigd, omdat deze niet feitelijk genoeg zou zijn. De Hoge Raad moet nu het eindoordeel vellen. Het Openbaar Ministerie van Den Haag voert voorlopig op de dagvaarding primair de nieuwe formulering op en secundair (als terugvaloptie) de oude wijze van te laste leggen. Voor verdachten heeft de kwestie weinig consequenties: het OM kan een nieuwe dagvaarding uitbrengen.
Peter Louwerse