De minister wil enkelvoudig hoger beroep in kantonzaken. Raadsheer Stefan Schütz roept de Eerste Kamer op dit volgens hem gevaarlijke wetsvoorstel te dwarsbomen.

Stefan Schütz1

 

Een verslechtering presenteren als een verbetering om de aandacht af te leiden van het werkelijke doel: bezuinigen. Politici bedienen zich maar al te graag van deze methode, vooral in tijden van economische teruggang. Minister van Veiligheid en Justitie Ivo Opstelten (VVD) heeft een wetsvoorstel ingediend dat het mogelijk moet maken kantonzaken die daarvoor geschikt zijn in hoger beroep door één rechter te laten behandelen. Dat is nu zo’n politieke knol die voor een citroen wordt verkocht.

Primair wordt beoogd de kwaliteit van de zaaksbehandeling te bevorderen en efficiencywinst te boeken, zo wordt in de memorie van toelichting gesteld. Aan het slot van dit stuk komt de aap uit de mouw. De minister verwacht een bezuiniging te bereiken van vier à vijf miljoen euro. Daarbij veronderstelt hij dat in iets meer dan de helft van de drieduizend kantonappels die jaarlijks worden ingesteld door een enkelvoudige kamer kan worden beslist.

De Tweede Kamer heeft het voorstel kritisch ontvangen. Zo zijn er vragen gesteld over het handhaven van de kwaliteit en over de wijze waarop de rechter een keuze voor enkelvoudige behandeling zal maken. Ook wilde men weten waarop de ingeboekte bezuiniging is gebaseerd en of rekening is gehouden met de verhoging van de competentiegrens tot 25.000 euro in kantonzaken. Waarom kon een onderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) niet worden afgewacht? Hoe kan worden voorkomen dat omwille van de besparing eerder wordt gekozen voor enkelvoudige afdoening? En wat dacht de minister over het rechtsgevoel van de burger die een beslissing van een driemanschap nu eenmaal gemakkelijker aanvaardt?

Op geen van de vragen heeft de minister een bevredigend antwoord kunnen geven. Toch nam de Tweede Kamer het wetsvoorstel op 18 juni aan. Waren het politieke overwegingen die daarbij een rol speelden? Het voorstel ligt nu bij de Eerste Kamer. Binnen afzienbare tijd volgt de plenaire behandeling. 

‘Als raadsheer bij het Amsterdamse hof behandel ik vrijwel uitsluitend kantonzaken, in het bijzonder arbeidszaken. Mijn collega’s en ik weten dat het een illusie is te menen dat deze zaken eenvoudig zijn, een enkele uitzondering daargelaten. Als een dergelijk geval zich al eens voordoet zijn wij daar snel klaar mee, daar is geen wetswijziging voor nodig.’

De minister wil een meer omvattend onderzoek van het WODC niet afwachten. Hij blijft zonder enige onderbouwing erop hameren dat in de helft van de kantonappels met een enkele rechter kan worden volstaan.

De vragen over een criterium voor verwijzing naar de enkelvoudige kamer legt de minister op het bord van de hoven. Formuleer echter maar eens een maatstaf zonder te vervallen in nietszeggende bewoordingen. De memorie van toelichting komt niet verder dan de mededeling dat het moet gaan om ‘eenvoudige zaken’. Zonder een hanteerbaar criterium zullen de hoven geen rechtseenheid kunnen nastreven. 

Ook ontbreekt een passende reactie op het door de Kamer gesignaleerde probleem dat een rechtzoekende wiens hoger beroep door één rechter wordt verworpen dat oordeel gemakkelijk kan zien als ‘een mening van weer een andere rechter’. De minister miskent het gezag dat aan een arrest van een hof moet toekomen.

Bij dit alles komt dat de hoven vaker dan vroeger in hoogste instantie rechtspreken wegens de vorig jaar aanzienlijk verruimde mogelijkheid cassatieberoepen niet-ontvankelijk te verklaren. 

De minister heeft verklaard dat wanneer bekend is in welke mate de hoven zaken enkelvoudig behandelen, hij het ‘prijseffect’ daarvan zal inbrengen in de onderhandelingen met de Raad voor de rechtspraak over de financiering van de rechtspraak. Hoven zullen de druk kunnen voelen zaken door één raadsheer te laten afdoen. Daardoor kan de onafhankelijkheid van de rechtspraak schade lijden.

Er zijn ook advocaten die het gevaar van het wetsvoorstel hebben gezien. In hun Kroniek burgerlijk procesrecht in het Nederlands Juristenblad van 11 oktober schrijven Marc Ynzonides en Margriet de Boer: ‘Wat ons betreft is dit het begin van de welbekende slippery slope en moeten we in Nederland die kant niet op. Meervoudige rechtspraak is een groot goed, waar niet aan getornd zou mogen worden.’ Zo is het. Eerste Kamer, bewaak de rechtsstaat!

 

1 Stefan Schütz is raadsheer bij het gerechtshof Amsterdam.

Download artikel als PDF

Advertentie