Om fraude te bestrijden wil de Europese Commissie een Europees Openbaar Ministerie oprichten. Een uiterst merkwaardig voornemen, betoogt PVV-Kamerlid Lilian Helder.

Lilian Helder1

 

In art. 86 van het Verdrag betreffende de werking van de EU, ofwel het Verdrag van Lissabon, is de grondslag voor de oprichting van een Europees Openbaar Ministerie neergelegd. Op 17 juli 2013, toevallig in een periode dat de meeste nationale parlementen met reces waren, diende de Europese Commissie een voorstel tot oprichting van een Europees Openbaar Ministerie in. De Europese Commissie is namelijk van mening dat individuele lidstaten niet voldoende in staat zijn fraude met Europese subsidies te bestrijden. Om verschillende redenen vormt het op te richten Europees OM een uiterst merkwaardige constructie. Een aantal eigenaardigheden wil ik graag tegen het licht houden.

In beginsel is er één Europees aanklager en in elke lidstaat zit minstens één gedelegeerde Europees aanklager. Deze gedelegeerde officieren van justitie dragen twee petten. Hoewel het Europees OM volledig draait op nationale capaciteit, staan de gedelegeerde officieren van justitie volledig buiten de bevoegdheid van het nationale OM. Zij zijn uitsluitend verantwoording schuldig aan de Europees aanklager. Er is dus ook geen rol meer voor de Nederlandse minister van Justitie. Hierdoor ontstaat het risico dat Europese onderzoeken ten koste gaan van nationale prioriteiten en van de nationale afweging bij de vraag hoe opsporingsmiddelen het meest effectief kunnen worden ingezet tegen fraude.

Daarnaast zal het Europees OM exclusief bevoegd zijn om delicten uit de frauderichtlijn die binnen en buiten de Unie zijn gepleegd op te sporen en te vervolgen voor rechters van de lidstaten. Hiermee zet het Europees OM het Nederlandse OM in één zet schaakmat. Het Nederlandse OM zal fraude niet meer zelf opsporen, omdat zij hier niet meer toe bevoegd is. Signalen van fraude dienen doorgegeven te worden aan het Europees OM. De crux zit ’m in art. 13 van het voorstel van de Europese Commissie; nauw verweven EU-fraudedelicten zullen ook aan het Europees OM moeten worden overgedragen. Zonder een spookbeeld te willen creëren, kan geconcludeerd worden dat het Europees OM steeds meer jurisdictie zal opeisen. 

Discutabel is de wijze waarop bewijsgaring is toegestaan. De Europees aanklager mag gebruikmaken van buitenwettelijke bewijsmiddelen. Bewijs is toelaatbaar, ook als het verkregen is in het buitenland op een wijze die de betrokken lidstaat niet als legitiem erkent. Ondertussen geldt een medewerkingsplicht voor nationale autoriteiten, en is in het voorstel geen opportuniteitsbeginsel geformuleerd. De vervolgingsplicht die hierdoor ontstaat zal eveneens discutabele gevolgen hebben voor de nationale opsporingsautoriteiten, waar juist anno 2013 fors op wordt bezuinigd.

De PVV heeft al in 2011 een motie ingediend om tegen de instelling dan wel oprichting van een Europees OM te stemmen. De PVV bleek toen nog een roepende in de woestijn, want alle partijen die nu aangeven zich niet te kunnen vinden in het voorstel van de Europese Commissie stemden in 2011 tegen. 

In Europees verband is de oprichting van het Europees OM onderworpen aan een subsidiariteitstoets. Dit heeft geleid tot een gele kaart. Eén vierde van de nationale parlementen, inclusief de beide Kamers in Nederland, heeft in de Europese Unie een negatief oordeel geveld over het voorstel van de Commissie. Het is op dit moment echter onzeker wat de Europese Commissie gaat doen; zij kan het voorstel intrekken of gewijzigd indienen. Een struikelblok voor Nederland is neergelegd in het eerdergenoemde art. 86 uit het Verdrag van Lissabon. Minimaal negen lidstaten kunnen namelijk via ‘versterkte samenwerking’ alsnog besluiten om samen verder te gaan met het Europees Openbaar Ministerie. Alle pleidooien en verzoeken van een Kamermeerderheid aan VVD-minister Ivo Opstelten van Veiligheid en Justitie blijken tevergeefs geweest. De kans is namelijk groot dat het Europees OM er wel degelijk komt. De minister heeft in een eerder debat met de Kamer namelijk aangegeven dat hij bijzonder graag aanschuift bij de negen landen. 

Keer op keer heeft de PVV de minister met klem verzocht als minister van Veiligheid en Justitie van het Koninkrijk der Nederlanden primair de Nederlandse belangen te behartigen. Bovendien heb ik hem gevraagd conform de wens van een meerderheid in de Tweede Kamer te handelen, en zich niet als dienaar van de Europese belangen op te stellen. Helaas blijft dat voorlopig wishful thinking. De minister gaf namelijk aan dat hij van de ‘spanning’ in Europa houdt, het Nederlands Openbaar Ministerie ten spijt.

 

1 Lilian Helder was advocaat en is Lid van de Tweede Kamer voor de PVV.

Download artikel als PDF

Advertentie