‘Ik laat me de mond niet snoeren’, zei de Istanboelse deken Ümit Kocasakal tijdens de zitting waar hij zich verdedigde tegen de beschuldiging de rechter te hebben beïnvloed.
Met een verwijzing naar Socrates’ apologie verweerde Ümit Kocakasal zich op 7 januari tegen de in zijn ogen onrechtmatige aanklacht tegen hem en negen bestuursleden van de Istanbulse Orde van Advocaten.
Een delegatie van Lawyers for Lawyers reisde samen met zo’n vijftig andere vertegenwoordigers van Europese balies naar Silivri, een plaatsje vlak bij Istanboel, om het proces te monitoren. Hans van Veggel, oud-deken van Amsterdam, was lid van de L4L-delegatie. Net als bij de eerste zitting in de zaak tegen Kocasakal, in oktober vorig jaar, was de rechtszaal bomvol, zegt Van Veggel. ‘We zaten als haringen in een ton, en werden uiteindelijk via het bankje van de verdachten naar binnen geloodst. We stonden zo’n beetje op het podium van de rechter.’
De aanklacht tegen Kocasakal en het Ordebestuur volgde op een turbulente zitting op 26 maart 2012 in het zogeheten Sledgehammer-proces. In deze zaak werden 365 militairen ervan beschuldigd in 2003 een staatsgreep te hebben voorbereid tegen de regering van premier Tayyip Erdoğan (driehonderd van hen zijn inmiddels veroordeeld tot gevangenisstraffen). De rechter in die zaak stuurde de advocaten van de verdachten de zaal uit en vroeg deken Kocasakal om nieuwe advocaten te benoemen. Hij weigerde: de verdachten hadden immers al advocaten. De dag erop nam het voltallige bestuur van de Istanboelse Orde plaats in de rechtszaal op de plek van de weggestuurde advocaten en hield Kocasakal een vlammend betoog over de gebrekkige rechtsgang in de Sledgehammer-zaak – wat hem op de aanklacht kwam te staan.
Pijler onder de aanklacht was de stelling dat de deken en zijn collega’s tijdens de Sledgehammer-zitting als privépersoon hadden geprobeerd de rechter op ontoelaatbare wijze te beïnvloeden. ‘Maar volgens Kocasakal traden hij en zijn collega’s wel degelijk op als advocaat, namelijk in hun hoedanigheid van ordebestuurders,’ zegt Van Veggel. ‘Hij zei: “Als advocaten doen wij niets anders dan proberen de rechter te beïnvloeden, zoals ik dat nu ook probeer door duidelijk te maken dat het onzin is dat wij hier terechtstaan.”’
De rechter, een jonge, onervaren man, hield de zaak opnieuw aan – misschien wordt er nog over de uitspraak overlegd. Maar het zou ook een aanwijzing kunnen zijn dat Kocasakal en de zijnen straks worden vrijgesproken. Van Veggel: ‘Tijdens de lunchpauze peilde ik wel de stille verwachting dat het met een sisser zou aflopen: men moet op een nette manier van die zaak af.’
De uitspraak wordt verwacht op 24 februari.
Tatiana Scheltema