Wie wil klagen over advocaten moet wel even controleren of dat zinvol is. Zelfs rechters, officieren en overheidsinstanties blijken zich te vergissen in het klachtrecht.
Klagen over advocaten is populair. Maar moraalridders moeten wél even checken of het zinvol is naar de tuchtrechter te galopperen. In de wet staat bijvoorbeeld niet dat je zelf een belang moet hebben om als klager op te treden. Maar het is wel al jarenlang de lijn in de jurisprudentie. En al gaan er soms stemmen op om iederéén het klachtrecht te geven, de tuchtrechter houdt aan die lijn vast.
Zo overwoog het Hof van Discipline in 2009 al eens dat het klachtrecht niet toekomt aan een werkgever die zijn werknemer in bescherming wil nemen. De kwestie betrof een gezinsvoogd die van een advocaat minder prettige dingen naar het hoofd geslingerd had gekregen. De werkgever van de gezinsvoogd diende een klacht in, omdat de instelling haar werknemers ‘uit de wind’ wilde houden. De tuchtrechter overwoog dat dát geen belang was waarin de instelling rechtstreeks was getroffen. ‘Het is niet meer of anders dan een belang dat is afgeleid van het belang van de gezinsvoogd bij de klacht’, aldus het hof (HvD 27 maart 2009, 5182). En zo’n afgeleid recht is dus niet voldoende om te mogen klagen.
Onlangs kreeg ook de Immigratie- en Naturalisatie Dienst (IND) nul op het rekest wegens het ontbreken van rechtstreeks belang. Volgens de IND had mr. X een IND-medewerker voor beul uitgemaakt. Ook had de advocaat gesproken van marteling, en ‘verwezen naar lichaamskenmerken van de behandelend ambtenaar’. De IND klaagde dat dit onnodig grievend was, maar de hoogste tuchtrechter zei: ‘Het persoonlijke karakter van het tuchtrecht brengt mee dat alleen degene die onheus is bejegend over die bejegening kan klagen.’ En het was de medewerker die – mogelijk – onheus was bejegend. ‘Aldus is deze medewerker degene die rechtstreeks in zijn belang kan zijn getroffen. Het belang van de IND, door de raad samengevat als een organisatorisch belang, is hiervan afgeleid, althans door de IND aan zich getrokken,’ aldus het Hof van Discipline (HvD 25 oktober 2013, 6713, ECLI:NL:TAHVD:2013:81).
In diezelfde zaak trok de IND zich ook het lot van de cliënten van mr. X bijzonder aan. Volgens de dienst had de advocaat in de tuchtzaak en in de asielprocedure verzuimd de gegevens van zijn cliënten te anonimiseren. Daarmee schond mr. X de verplichting om vertrouwelijk om te gaan met de informatie van zijn cliënten, stelde de IND. Ook op dit punt was de dienst niet-ontvankelijk: ‘Dat deze klacht de IND in een eigen belang raakt, al was het slechts indirect, blijkt niet en wordt ook niet onderbouwd.’ Met andere woorden: de IND was op dit punt in de verste vérte niet-ontvankelijk: geen afgeleid belang, laat staan het noodzakelijke directe belang.
Ook rechters gaan weleens de mist in. Raadsheren van een gerechtshof klaagden in 2012 over de herhaaldelijke afwezigheid van een advocaat ter zitting. De raad van discipline had in eerste instantie de klacht wel behandeld, stellende dat de klacht mede ging over schending van een goede procesorde. Maar dat viel volgens het Hof van Discipline niet uit de klachtbrief af te leiden. ‘De klacht betrof immers enkel het verwaarlozen van de procesbelangen van de cliënt van klager, daar heeft het verweer van verweerder zich tegen gericht en over dat belang heeft de raad terecht opgemerkt dat klagers geen zelfstandig belang toekomt zodat hun klacht daarover niet-ontvankelijk is’, aldus het Hof van Discipline (HvD 19 oktober 2012, 6339, ECLI:NL:TAHVD:2012:YA3475). Hadden de rechters gesteld dat de procesorde was geschonden dan was de klacht dus wel inhoudelijk behandeld. Hoewel, tussen haakjes zegt het Hof van Discipline ergens: ‘Nog daargelaten de vraag of klagers gelijk kunnen worden gesteld aan het gerechtshof’.
Ook particuliere klagers krijgen nogal eens het lid op de neus (zie kader ‘Niet-ontvankelijk’). Waarom mag eigenlijk niet iedereen rechtstreeks bij de tuchtrechter klagen? Wim den Hartog Jager, lid van het Hof van Discipline: ‘De afbakening tussen wie voldoende belang heeft, en wie niet, is altijd lastig. Daarbij speelt uiteraard de te honoreren wens van de klager om zijn klacht beoordeeld te zien tegenover het belang van de verweerder om zich alleen te verantwoorden jegens degene die daar aanspraak op kan maken. Voor het advocatentuchtrecht is in dit verband van belang dat het algemeen belang (of: het belang van een goede controle op de advocatuur) wordt gediend door de deken, die een dekenbezwaar kan indienen.’
Dat bij de Nationale ombudsman iedereen wel kan klagen, heeft volgens Den Hartog te maken met het feit dat de ombudsman zich beperkt tot een beoordeling van de gegrondheid van een klacht. Bij de tuchtrechter kan die beoordeling leiden tot het opleggen van een sanctie. Kortom: het zou te gek worden als advocaten zich tegenover Jan en alleman moeten gaan verantwoorden. Terwijl ze in een vak zitten waarin je per definitie niet met iedereen goede vrienden kunt zijn.
En dat is kennelijk iets wat ook dekens moeten leren, getuige de uitspraak van voormalig Amsterdams deken Germ Kemper in het vorige Advocatenblad: ‘Aanvankelijk dacht ik als een rechtbankpresident of een officier met een klacht kwam soms te snel: dit is foute boel. Ik leerde veel van Lian Mannheims, die portefeuillehouder strafrecht was toen ik begon. Zoals dat je als strafadvocaat primair zélf beoordeelt of je voor twee medeverdachten kunt optreden, eventueel in overleg met de deken. Daar moest het Openbaar Ministerie maar niet tussen gaan zitten.’
Moeten buitenstaanders die misstanden zien dan maar niets doen? Bezwaren kenbaar maken over een advocaat kan altijd, bij de deken. Daar moet trouwens iedere klager in eerste instantie naar toe. Het is de deken die klachten doorgeleidt naar de tuchtrechter. De deken zal als het góéd is de klager-zonder-belang wel afraden zijn klacht voor de tuchtrechter te brengen. Dat hoeft niet te betekenen dat de melding dan geen nut heeft gehad. Voor de deken kan de klacht een reden zijn toch eens een kantoorbezoekje af te leggen bij mr. X – of zelf naar de tuchtrechter te stappen.
Zo meldde vorig jaar toenmalig landelijk deken Jan Loorbach in Asiel & Migrantenrecht dat rechters hadden toegezegd ‘soft signals’ te gaan afgeven over disfunctionerende advocaten: ‘niet een rapportcijfer, maar algemenere signalen die van de rechter naar de president gaan, en dan in het periodiek overleg met de deken aan de orde komen. (…) Dus niet direct reagerend op concreet gedrag op een specifiek moment. Meer in de sfeer van: deze advocaat komt regelmatig slecht voorbereid naar de zitting. Dat komt dan vaak samen met andere signalen die de deken krijgt, en dan kan de deken iets doen. Het kan zijn dat hij serieus met de advocaat gaat praten dat er iets moet gebeuren, dat helpt in de praktijk vaak wel. Maar het kan er ook toe leiden dat hij werkelijk moet ingrijpen’ (A&MR 2012/7, p. 358). In 2013 zijn er driehonderd signalen bij de Orde binnengekomen van rechtbanken, Openbaar Ministerie, Raad voor Rechtsbijstand en IND, meldde Vrij Nederland op 30 november.
Als de lokale deken vindt dat ingrijpen noodzakelijk is, kan hij een dekenbezwaar indienen. De deken is de enige die op grond van het openbaar belang bij de tuchtrechter mag klagen. Voor advocaten is het in elk geval een rustig idee dat de tuchtrechter het legioen aan Hollandse moraalridders buiten de poort houdt.
Onnodig grievend
In de zaak van de politieagent die de 17-jarige Rishi doodschoot, leek de Haagse rechtbank haar eigen strafvonnis in te zetten om ‘ketenpartners’ in tuchtrechtelijke termen terecht te wijzen. Michael Ruperti, advocaat van de nabestaanden, startte in die zaak een artikel 12 Sv-procedure om de agent ook moord ten laste te leggen. Het Openbaar Ministerie wachtte die procedure niet af en voegde moord toe, waarvan vrijspraak werd gevraagd. De rechtbank overweegt in het strafvonnis (ECLI:NL:RBDHA:2013:18257): ‘(iii) De rechtbank acht het tijdstip waarop het klaagschrift is ingediend – enkele dagen voor de zitting – ongelukkig.’ En: ‘(iv) Het Openbaar Ministerie heeft vanwege dit tijdstip moeten kiezen tussen, zoals het het zelf heeft genoemd, twee kwaden: ofwel een met name voor de verdachte onwenselijke aanhouding van de zaak in afwachting van de behandeling van de artikel 12-procedure bij het gerechtshof ofwel het contrecoeur wijzigen van de tenlastelegging door daaraan de zware kwalificatie moord toe te voegen. (v) De rechtbank heeft begrip voor de door het Openbaar Ministerie gemaakte keuze, maar voegt daaraan wel toe dat hierdoor afbreuk is gedaan aan de centrale rol van het Openbaar Ministerie in het Nederlandse strafprocesrecht en dat de beschuldiging van moord buitengewoon grievend is voor verdachte. Nodeloos grievend bovendien omdat uitgesloten moet worden geacht dat het beklag zou leiden tot een bevel aan het Openbaar Ministerie om verdachte ook voor moord te vervolgen.’
De agent werd van moord en doodslag vrijgesproken. De nabestaanden waren geen partij en konden dus niet in appel. Advocaat Ruperti ziet in het vonnis geen tegen hem gericht bezwaar: ‘De rechter vond de verzwaring van de aanklacht naar moord door de officier van justitie om aan de “wens” van de familie tegemoet te komen “onnodig grievend”. Ik begrijp ook niet goed wat hiervan aan mijn zijde mogelijk klachtwaardig zou zijn. Toen de voorzitter de woorden “onnodig grievend” uitsprak keek hij de officier gericht aan.’
Niet-ontvankelijk
Greep uit niet-ontvankelijke klachten van particulieren.
•Een leverancier van de wederpartij kon niet klagen dat mr. X die wederpartij in een processueel belang had geschaad. De leverancier was immers geen partij in het geschil (HvD 13 augustus 2013, 6561, ECLI:NL:TAHVD:2013:58).
•Een klager die zich verantwoordelijk voelde voor de bescherming van de belangen van zijn vermiste zoon had onvoldoende eigen belang voor een klacht (HvD 23 augustus 2013, 6609, ECLI:NL:TAHVD:2013:65).
•Een klager die vond dat zijn eigen advocaat door de deken was geschoffeerd werd niet als belanghebbende aangemerkt (HvD 15 april 2013, 6463, ECLI:NL:TAHVD:2013:YA4066).
•Een wederpartij die op de derdenrekening van mr. X geld stortte voor diens cliënte, kon niet klagen dat mr. X dat geld doorbetaalde of verrekende met zijn cliënte, nu de cliënte dat geld als betalingen aan haar had geaccepteerd (HvD 13 september 2013, 6683, ECLI:NL:TAHVD:2013:82).
Trudeke Sillevis Smitt