Omdat reclasseringsrapporten soms lang op zich laten wachten, gaf het Leeuwarder advocatenkantoor Anker & Anker tien jaar geleden de aanzet voor een particuliere reclasseringsdienst. Hun voorbeeld krijgt steeds meer navolging.

Als een advocaat een reclasseringsrapport nodig heeft om de schorsing van de voorlopige hechtenis te onderbouwen, moet dat document er meestal binnen een week zijn. ‘Dat lukt bijna nooit via de traditionele route,’ constateert strafrechtadvocaat Hans Anker. Voor een voorlichtingsrapportage van de Reclassering Nederland (RN), de verslavingsreclassering of het Leger des Heils moet de advocaat aankloppen bij zijn processuele tegenstander: het Openbaar Ministerie. Het is een route die soms doodloopt (omdat het verzoek wordt afgewezen) en soms zoveel vertraging veroorzaakt dat een rapport mosterd na de maaltijd is. 

‘Niets ten nadele van de reclasseringsorganisaties,’ benadrukt Hans Anker. ‘De mensen zijn deskundig. Maar RN is zodanig uitgekleed dat voorlichtingsrapporten te laat verschijnen, waardoor de verdachte gedupeerd is.’ Ook zijn de reclasseringsrapporten volgens Anker steeds vaker summier. ‘Er worden minder referenties opgevoerd.’

Anker & Anker vroeg zich in 2004 af of particuliere reclasseerders dit gat konden opvullen. De Leeuwarder advocaten benaderden een aantal forensisch maatschappelijk werkers. ‘Met succes,’ blikt Hans Anker terug. ‘Een aantal van hen ging als freelancer aan de slag. Ze schrijven commerciële basis-voorlichtingsrapporten op verzoek van advocaten.’ Niet alleen Anker & Anker, ook andere advocaten maken gebruik van de diensten van deze reclasseringsfreelancers. 

Strafrechtadvocaat Alrik de Haas doet zo’n tien keer per jaar een beroep op de particuliere reclasseerders. ‘Als je zelf iemand inschakelt, hou je de regie,’ zegt hij. ‘Je hebt dan meer invloed op de hoeveelheid aandacht die een zaak krijgt.’ En: ‘Je hebt niet te maken met managementperikelen, zoals wachtlijsten. Of met medewerkers die een minimum aantal rapporten moeten maken, wat ten koste kan gaan van de kwaliteit.’ De particuliere reclasseerders zijn bijna allemaal gepensioneerd, zegt De Haas. ‘Ze hebben hun sporen verdiend, ze doen hun werk met passie. En ze zijn altijd op tijd.’ 

Aanvankelijk ontmoetten de rapporten van deze particuliere forensisch maatschappelijk werkers veel scepsis. Toenmalige Tweede Kamerlid Joost Eerdmans (LPF) vroeg in 2006 aan minister van Justitie Rita Verdonk (VVD) of er geen sprake was van belangenverstrengeling. De minister zag het bezwaar niet. Officieren van justitie vroegen zich ter terechtzitting af of de rapportages wel onafhankelijk waren. Dat gaf Hans Anker de kans om de wedervraag te stellen: of de rapporten die in opdracht van het Openbaar Ministerie worden geschreven wel onafhankelijk zijn. Hij noemt de discussie hierover ‘volstrekt belachelijk’. ‘Onze forensisch maatschappelijk werkers hebben jarenlange ervaring en maken rapporten van hoge kwaliteit.’

Eén van de particuliere reclasseerders is Ton Koot (67). Hij is sinds zijn pensionering freelancer. In 2013 schreef hij 54 rapporten. ‘Ik doe een compleet onderzoek, en maak op basis daarvan mijn voorlichtingsrapport. Ik luister goed naar de advocaat of de cliënt, maar laat me niet leiden door hun eisen. Zo blijft mijn onafhankelijkheid overeind.’

Natuurlijk komt het weleens voor dat cliënten (of hun advocaten) druk uitoefenen om een gunstige uitkomst te krijgen. ‘Dan zeg ik: ik doe mijn werk op basis van mijn specialisatie. Ik doe onafhankelijk onderzoek.’ Hij heeft slechts één keer geweigerd om een rapport uit te brengen, omdat de dwingende opstelling van de advocaat hem niet beviel.

De commerciële reclasseerder raakt meer en meer ingeburgerd, constateert Hans Anker. ‘Ook elders in Nederland komen initiatieven van de grond.’ Hij doelt onder meer op mijnreclassering.nl, een landelijk opererende organisatie die oktober vorig jaar werd opgericht in Limburg. Medeoprichter Gerrie van Kooij werkte ooit bij RN, maar nam daar zeven jaar geleden ontslag omdat hij genoeg had van de werkwijze. ‘De klant werd minder belangrijk,’ zegt Van Kooij. ‘De organisatie werd steeds meer intern gericht, de rapporteurs moesten werken volgens standaardprocedures, waardoor er minder ruimte was voor de mens over wie je rapporteerde.’

Bovendien verloor de stichting haar neutraliteit door te luisteren naar de wensen van het Openbaar Ministerie, ondervond Van Kooij. ‘Ik voelde me niet meer thuis in de sfeer.’ Hij begon als freelance reclasseringsmedewerker en concentreerde zich op de hulp aan ex-gedetineerden. ‘Dat werd vaak betaald vanuit het persoonsgebonden budget,’ zegt hij. ‘Soms droegen ook de gemeenten bij.’

Nu die financieringsbronnen gestopt zijn, besloten Van Kooij en zijn twee compagnons (een reclasseringsmedewerker en een maatschappelijk werker) om een private reclasseringdienst op te zetten die door de klant zelf wordt betaald. Is dat niet een nog grotere bedreiging voor de onafhankelijkheid? De betalende klant zal immers een rapport eisen dat hem goed uitkomt. ‘Valt wel mee,’ vindt Van Kooij. ‘Ik zal altijd een onafhankelijk rapport maken. Ik ben gebonden aan mijn gelofte. Ik zeg tegen mijn klanten altijd dat ik het eerlijke verhaal vertel. We zijn zelf ook niet dom, hè? Als ik een rapportage schrijf die kant noch wal raakt, dan help je daar niemand mee.’

Bij RN was er volgens Van Kooij ook druk op de reclasseringsmedewerkers. ‘Iedereen wil uit de gevangenis. Maar daar beslissen wij niet over. Wij onderzoeken wat de consequenties van een straf of maatregel zijn, de rechter beslist.’ Om beïnvloeding door de cliënt te minimaliseren, eist Van Kooij betaling vooraf. De klant heeft dan niet het drukmiddel van niet-betalen als een rapport anders uitpakt dan hij wenst.

De betaling van de particuliere reclasseringsdienst (kosten per rapportage: gemiddeld 600 euro exclusief btw) kan een pijnpunt zijn, zegt Hans Anker. ‘De cliënt moet daar zelf voor opdraaien, en er zijn mensen die dat niet kunnen betalen.’ In veel gevallen kan de verdachte de kosten terugkrijgen van justitie. ‘Je moet dan wel kunnen aantonen dat het rapport het belang van het onderzoek diende.’ In dat geval zijn veel rechters, op basis van artikel 591 Wetboek van Strafvordering, bereid een vergoeding toe te wijzen. Daarmee wordt ook het knelpunt van de onafhankelijkheid opgelost, zegt Van Kooij. ‘Als de cliënt niet zelf hoeft te betalen, kan hij minder druk uitoefenen.’

Een ander probleem is dat niet alle penitentiaire inrichtingen bekend zijn met de particuliere reclasseringsmedewerkers. Anker: ‘In de regel gaat het goed, maar er zijn gevangenisdirecteuren die moeilijk doen. Dan staan die mensen op de stoep en mogen ze geen gebruikmaken van de spreekkamer. Het gesprek moet dan plaatsvinden in de bezoekruimte, en dat gaat ten koste van bezoektijd van familie.’ Maar dat laatste komt niet vaak voor, zegt Ton Koot. ‘Een telefoontje naar de gevangenisdirecteur is meestal voldoende.’

Hans Anker zegt dat rechters zijn ingenomen met de voorlichtingsrapporten van particuliere forensisch maatschappelijk werkers. ‘Het is mij slechts één keer overkomen dat een rechter naast het particuliere reclasseringsrapport een rapportage van een reguliere reclasseringsorganisatie eiste. De rechterlijke macht is in het algemeen erg tevreden met de particuliere reclasseringsrapporten omdat de aanhouding van zaken wordt voorkomen. En rechters hebben een hekel aan aanhoudingen omdat ze op basis van productie worden afgerekend.’

Alrik de Haas voegt daaraan toe dat rechters altijd de betrouwbaarheid van de rapporteur zullen toetsen. ‘Daarom is het de taak van de advocaat om verantwoording af te leggen: wie heeft het rapport geschreven, wat is de deskundigheid van de opsteller, waarom heb ik hem ingeschakeld?’

De Raad voor de rechtspraak onthoudt zich van een oordeel. Een woordvoerster van de raad: ‘Navraag onder enkele rechters leert dat het fenomeen bij hen bekend is. We hebben er rechtspraakbreed (nog) geen standpunt over omdat het – voor zover wij daar nu zicht op hebben – weinig voorkomt.’

Peter Louwerse

Download artikel als PDF

Advertentie