Kerels die hun vrouwen slaan en advocaten die er een zootje van maken. De Rotterdamse advocate Carrie Jansen moet er niets van hebben. Met flair, humor en lak aan conventies, als was ze nog steeds cabaretière, komt ze op voor de belangen van cliënten aan de onderkant van de samenleving. Ze staat te boek als het beroepsbrutaaltje dat wél wil klagen over lapzwanzerige advocaten. ‘Niet iedereen kan mijn stijl waarderen.’

Het gebeurde in november 2013 tijdens het Gerbrandydebat over de rechtsbijstand. Ineens stond de Rotterdamse advocaat Carrie Jansen op, onderbrak Kamerleden Ard van der Steur (PvdA) en Jeroen Recourt (VVD) en wees ze met Rotterdamse tongval op de gevolgen van bezuinigingen op rechtsbijstand. Collega’s in de zaal applaudisseerden, een golfje tweets met haar uitspraken bereikte thuisgebleven advocaten. Zo schoof Carrie Jansen ineens voor het vizier van de balie. 

Jansen (59) is Rotterdams, rebels en rood – zo’n vijftig tinten. Ze was modeontwerpster, cabaretière en maatschappelijk werkster, presentatrice, schrijfster en vakbondsactiviste. Sinds vier jaar is ze advocaat bij het Rotterdamse kantoor Rietbergen & Partners. Haar eerdere rollen heeft ze afgeschud, al schrijft ze nog een wekelijkse column voor dagblad AD. Met flair, humor en lak aan vele conventies, als was ze nog steeds cabaretière, komt ze op voor de belangen van cliënten die aan de onderkant van de samenleving bivakkeren. Ze staat erop dat er wordt getutoyeerd.

Als Carrie Jansen in haar eerste jaar als advocaat-stagiaire een zitting verlaat, krijgt ze een verwijt van de rechter: ‘U zou eigenlijk geen advocaat mogen zijn.’ Hij kent haar van radio en tv, haar vlotte babbel en ongezouten mening, en vindt dat ze ‘eerst moest leren netjes te spreken en zich normaal te gedragen’. Jansen: ‘Mijn patroon zei tegen hem: je moest eens weten hoe hoog ze wordt geacht, ook door andere rechters. Maar de rechter hield vol: Willem-Alexander kan geen advocaat worden en jij kunt geen advocaat worden.’

‘Niet iedereen kan mijn stijl waarderen,’ zegt Jansen. ‘In mijn beginperiode bij de balie was er een gezonde dosis scepsis over mij en ik heb moeten knokken om serieus te worden genomen. Mijn imago zat me toen weleens in de weg. Nu weten ze wel dat ik hard werk en hart heb voor de zaken die ik doe.’

 

Advocatenblad: Helpt het als je met jouw humor zaken behandelt?

Carrie Jansen: ‘Het kan ook tegen je werken. Ik deed onlangs een echtscheiding. Het stel had het gootsteenzeefje op de inboedellijst van 38 pagina’s gezet, en dat was onverdeeld gebleven. Ik heb toen bij de Marskramer twee gootsteenzeefjes gekocht, ik gaf er ieder een en zei: nu wil ik het er nóóit meer over hebben. Ze vonden het niet grappig en gingen naar een andere advocaat.’

 

Hoe moeilijk was de overstap van het mediawereldje naar de balie?

‘Als het ging om vrouwen, hoeren – ik had gewerkt met de meiden van de Keileweg – of Rotterdam, moest ik voor de radio of tv komen opdraven. Ik was dat een beetje zat. Cornald Maas zei eens: Carrie is een beroepsbrutaaltje. Ik vond dat niet vleiend maar was het wel met hem eens. Ik wilde, net als vroeger, weer iets doen aan belangenbehartiging. Op mijn vijftigste ging ik voor het eerst van mijn leven nadenken over wat precies.’

 

En het werd een rechtenstudie.

‘Dat heb ik mijn hele leven al willen doen. Na de HBS belandde ik op de sociale academie. Erg leuk. Werken voor vrouwen en jongeren, daar ben ik het best in. Op een avond ontmoette ik mevrouw Opstelten, toen nog de Rotterdamse burgemeestersvrouw. Ik vroeg haar: wat doe jij in het dagelijks leven? Bleek ze kinderrechter. Dat had ik zo graag willen zijn! Zegt ze: dan moet je niet zeuren, dan moet je dat gaan doen. Vervolgens heb ik me ingeschreven voor de deeltijdstudie Nederlands recht in Leiden. Toen ik 54 was studeerde ik af en werd advocaat. Veel mensen vonden dat ook een logische keuze voor mij – geen rechter, ik wil achter en naast mijn cliënten staan.’

 

Wie zijn die cliënten?

‘Vaak slachtoffers van huiselijk geweld. Ik doe alleen civiele zaken die daar uit voortkomen: echtscheiding, gezag en omgang, contact- en straatverboden. En verder huurrecht- en uitkeringskwesties. Zaken met emoties en tranen. Die doos met tissues staat niet voor niets op mijn bureau en moet regelmatig worden bijgevuld. Ik heb niet veel betalende cliënten, en mijn betalende cliënten betalen niet. Nou ja, declaraties lossen ze af met 25 euro per maand.’

 

Je werd lid van een beroepsgroep die niet altijd een goed imago heeft. Heb je daar ook last van?

‘Mijn vrienden weten dat ik het goed bedoel en dat ik geen geldwolf ben. Anderen zeggen: jij wou aan het eind van je leven nog het grote geld? Geloof mij, de toevoegingspraktijk ís niet het grote geld. Toen we onlangs gingen protesteren, hoorde ik: je gaat zeker voor je eigen geld? Kom nou! Ik protesteerde voor de rechtsingang die mensen moeten blijven hebben.’

 

Waarom zit je niet op de Zuidas? Omdat het Amsterdam is?

‘Haha. Ik zou me er na vijf minuten helemaal dood vervelen. Zet je mij bij de Rotary, dan word ik heel ongelukkig, maar bij twintig vervelende Marokkaanse jochies vermaak ik me koddig. Dat vind ik veel spannender en speelser, minder macho en minder formeel, en er is meer humor. Zuidas en Carrie – dat botert niet, we hebben niks met elkaar.’

 

Wat waren je eerste observaties in de advocatuur?

‘Wat me al snel opviel is dat het zelfreinigend vermogen van de advocatuur nihil is. Er zit tinnef – tuig – tussen, advocaten van wie ik denk: je bent het niet waard om die naam te dragen. Die naast toevoegingen ook nog extra geld vragen. Advocaten die zeggen: u bent als asielzoeker kansloos, maar als u mij vijfduizend euro betaalt niet meer. Advocaten die niks doen en wel declareren. Advocaten die in beroep gaan in volstrekt kansloze zaken. Met hun beroepschriften kun je je kont nog niet afvegen. En maar geld vangen. Iedereen weet dat ze er zijn, maar als gilde gebeurt er niks tegen.’

 

Om hoeveel advocaten gaat het dan?

‘Al zijn het er vijf in Rotterdam, dan word ik al woest. En die vijf zijn er heus wel. Iedereen kent ze ook. Maar de Orde van Advocaten is net een studentenvereniging, iedereen kent elkaar van de collegebanken en de golfbaan. Ze weten dat Jan Pieter het moeilijk heeft met zijn vrouw, dus over hem gaan we maar even niet klagen. Het is een mellow sfeertje waardoor je niet gemakkelijk elkaar aanspreekt.’

 

Wat kan dan wel helpen?

‘Er zou een keurmerk moeten komen, zodat mensen weten wat een goede advocaat is. Sinds kort leggen dekens kantoorbezoeken af, dat is bij ons ook gebeurd. Dat is een begin, maar het raakt niet aan de kern van het probleem. We maken allemaal fouten en ik heb ook verschrikkelijke fouten gemaakt. Ik zal een andere advocaat nooit verwijten dat hij fouten heeft gemaakt. Maar als het gebeurt uit geldbejag of lapzwanzerij… Voor hem is het maar een zaak maar voor de cliënten is het hun leven. Hou me tegoed: er zijn ook ontzettend goede advocaten.’

 

Wat is een goede advocaat?

‘Die is heel bewogen voor zijn cliënt, goed voorbereid, die weet waarover het gaat. Die begint geen onnodige zaken en probeert eerst zonder rechter tot een oplossing te komen. Bij de rechtbank verhardt de zaak. Stel: gezag en omgang moeten worden geregeld. Op het moment dat het verzoekschrift moet worden ingeleverd ga je wat onaardige dingen over meneer schrijven, hij schrijft dan nóg onaardigere dingen – en de omgang gaat fout. Het is beter die procedure te voorkomen. Een goede advocaat belt ook gewoon terug als hij wordt gebeld. Lukt dat even niet, neem dan niet zoveel klanten aan.’

 

Daar zijn toch prima regels voor? Dekenklacht, tuchtrechter…

‘Het eerste dat wij tijdens de cursussen gedragsrecht van meneer Crince Le Roy, toen deken te Rotterdam, te horen kregen was: klaag nooit over elkaar. Ik dacht: als ik lucht van zo’n geval krijg, ga ik dat gewoon wél zeggen. Nu héb ik dat nog niet gedaan omdat ik er zelf niet direct mee in aanraking ben gekomen. Maar als iedereen weet dat die ene advocaat er een rommeltje van maakt – dat kán toch niet? Ons soort cliënten klaagt niet, wie moet het dan wel doen?’

 

Het toezicht functioneert onvoldoende?

‘Dat is een gentlemen’s agreement. We gaan ervan uit dat u het goed doet, onderling vertrouwen is de basis. Maar als er signalen komen – van meerdere advocaten, van rechters, van officieren van justitie – dat een advocaat zich niet voorbereidt, dat hij z’n cliënten al lang niet heeft gezien, dan moet je ingrijpen. Dat laatste komt echt voor. Ik deed eens een zaak voor een vrouw die door haar vriendje in elkaar was geslagen. Ik ontmoette meneer op zitting. Hij had maanden in voorarrest gezeten en nog nooit zijn advocaat op bezoek gehad. Dan ben je een lul van een advocaat. Er mag dan wel toezicht zijn, maar dit soort situaties bereikt de toezichthouder nooit. 

De regel van Robert Crince Le Roy – ‘klaag niet over elkaar’ – zet de toon. Ik vind: klaag juist wel over elkaar, geef misstanden door. Elke beroepsgroep moet worden gecontroleerd en doe je het zelf niet goed, dan heb je de kans dat Vadertje Staat zich ermee gaat bemoeien. Dat wil je natuurlijk van geen kant. Dus moet je het echt zelf goed op orde hebben. Bovendien werkt dat ook preventief. Advocaten gaan wel uitkijken als ze weten dat er misstanden worden doorverteld.’

 

Wat viel je nog meer op toen je in de advocatuur terechtkwam?

‘Ik ben een regelneef. Ik bel naar instanties, jongens doe niet zo moeilijk, we kunnen mevrouw wel gaan ontruimen maar dat kost veel geld dus laten we proberen de zaak op te lossen. Dat is mijn manier van werken, maar zo werkt de rechtbank bijvoorbeeld niet. Die werkt met termijnen en formaliteiten – dat vond ik heel moeilijk.

Waarvan ik ook ben geschrokken is de enorme afstand tussen rechters en cliënten. Ik zat laatst bij het hof, meneer over z’n toeren, begint te schreeuwen. Zegt het hof: meneer, we hebben uw cri de coeur gehoord. Meneer heeft geen idee waar het over gaat. Meneer voelt zich afgeserveerd en wordt nog kwaaier. Rechters stellen vragen met drie bijzinnen. Hallo! 22 procent van de Rotterdammers is laaggeletterd en dat zijn veel van mijn cliënten. Je moet vragen: ziet u uw kind? Zinnen van vier woorden. Maar niet: hoe was het vroeger thuis, hoe is het nu en hoe ziet u uw toekomst? Dat is middenklassetaal, dat kunnen ze niet spreken. Wel heeft de familiesectie bij de Rechtbank Rotterdam dat door, daar praten ze heel simpel, heel duidelijk en met veel respect. De toon waarop het gaat is heel belangrijk. Bij het hof kunnen ze zo arrogant zijn. “Meneer, wat is uw doelstelling?” en dat tegen een Egyptische meneer. “Wat is uw grootste probleem?” Hij wil zijn kinderen zien, dat zei hij toch!’

 

Wat doe je dan als advocaat?

‘Tegen de rechter eerlijk zeggen: misschien moet deze vraag wat anders worden geformuleerd, of voorstellen dat ik de vraag even voor mijn cliënt “vertaal”. Maar ik ga niet tegen het hof zeggen dat het woord cri de coeur onbegrijpelijk is.’

 

Wat betekenen de bezuinigingen voor jouw kantoor?

‘Een uitdaging om te kijken wat we zelf als beroepsgroep kunnen doen om erger te voorkomen. Er valt het nodige te bezuinigen zonder dat wij er pijn van hebben. Stel: een bestuursorgaan neemt het besluit dat een uitkering wordt stopgezet. Een tweede besluit komt er direct achteraan: meneer moet terugbetalen. Het zijn twee toevoegingen, maar hetzelfde bezwaarschrift. Ik voeg die toevoegingen aan het einde samen. Andere advocaten doen dat niet, die dienen het ene in maart in en het andere in mei. Niemand van de Raad voor Rechtsbijstand gooit die zaken op elkaar, dus betalen ze twee keer uit. Gelul, het is één en dezelfde zaak. Dat scheelt elke keer een pak geld. Dat geldt ook bij gezag, omgang en alimentatie. Er zijn advocaten die dan drie verschillende verzoekschriften indienen. Het kan ook in één keer. Echtscheiding en boedelscheiding: idem. Je kunt toch zeggen: zo doen we dat niet meer? Misschien is het geen boze opzet van die advocaten maar je kunt dat wel als raad tegengaan.’

 

Waar staat de advocatuur over tien jaar?

‘Ik ben heel bang dat de gefinancierde rechtshulp dan voor een groot deel is wegbezuinigd. En dan hebben we het echt heel fout gedaan. Grote kantoren gaan dan weer één dag in de week pro-Deozaken erbij doen, maar men beseft niet dat omgaan met cliënten die van dertig euro per week – met drie kinderen! – moeten leven, ook een specialisatie is. Dat kun je er niet zomaar even bij doen. Als de toegang tot het recht verder wordt geblokkeerd, ook door de verhoging van het griffierecht, dan gaan mensen eerder eigen rechter spelen. Ik hoop dat het gezonde verstand ooit in meneer Teeven terugkomt, maar ik heb mijn twijfels.’«

 

Carrie Jansen

 

Geboren 11 augustus 1954 in Utrecht.

Studie HBO Sociale Academie maatschappelijk en cultureel werk, afgestudeerd 1976. Master Rechtsgeleerdheid, Universiteit Leiden, afgestudeerd 2009.

1974-1980 Gespecialiseerd maatschappelijk werkster bij JAC (jongerenadviescentra in Utrecht en Rotterdam).

1982-1983 Invalster Vrouwenopvang Rijnmond.

1984-2002 Werkzaam bij Radio Rijnmond.

1984-2009 Eigenaar Black Widow (winkel punkkleding).

1995-2010 Werkzaam bij de VARA (radio en televisie) en de KRO (televisie).

2001-2004 Projectleider Koninginnen van de Nacht (tippelmeiden van de Keileweg).

2009-2010 Projectleider Arosa, juridische afdeling en Tienermoederproject.

2010: Advocaat familie- en jeugdrecht, Rietbergen & Partners Advocaten.

Nevenfuncties Vaste columniste AD, KWH Magazine. Dagvoorzitter, columnist, presentator via Menatwork.

Burgerlijke staat: Ongehuwd, twee kinderen.

Michel Knapen

Download artikel als PDF

Advertentie