De echtscheidingscliënte van mr. X was ontevreden. Ze had toch zo gezegd dat mr. X de rechter moest vertellen over die dure reisjes naar Amerika van haar man. En dat hij zwart geld had. En waarom had mr. X niet gevraagd om een omgangsregeling, zoals haar cliënte haar had geïnstrueerd?
Mr. X kon wel uitleggen waarom ze eigenwijs was geweest. Zo waren die kostenposten niet relevant voor de alimentatierekening; van het zwarte geld had ze geen bewijzen. En het had weinig zin een omgangsregeling voor de wederpartij te vragen als die helemaal geen omgang wilde.
De Amsterdamse raad van discipline begrijpt mr. X wel, maar stelt ook vast dat haar handelen niet strookte met de artikelen 7:402 BW en gedragsregel 9. Een advocaat is weliswaar dominus litis (hij heeft de leiding in de zaak), maar hij is ook opdrachtnemer. Daarom moet hij de instructies van zijn cliënt opvolgen. Als die niet stroken met zijn eigen verantwoordelijkheid en hij komt er met zijn cliënt niet uit, dan moet de advocaat de zaak neerleggen.
En toch kwam mr. X in dit geval met de schrik vrij. Want ze was al de derde advocaat van deze toevoegingscliënte en het zag er niet naar uit dat andere advocaten zouden staan te springen de zaak over te nemen. En er was sprake van tijdsdruk, want het ging om een voorlopige voorziening. Dus werd de klacht ongegrond verklaard, maar mevrouw kan nog in beroep.
Trudeke Sillevis Smitt