Op 6 februari schreef de landelijk deken namens de Algemene Raad een brief aan staatssecretaris Teeven over de voorgenomen bezuinigingen van 85 miljoen euro op de gefinancierde rechtsbijstand. U kent de inhoud waarschijnlijk niet. Evenmin als wij totdat deze ons via via onder ogen kwam. Dat is toch raar.
De brief van negen kantjes bevat namelijk meer dan dertig voorstellen, waarvan een groot deel nooit eerder in dit Advocatenblad of waar dan ook is besproken. Nog eigenaardiger is het om vervolgens de inhoud van de negen strafrechtelijke voorstellen te lezen. Zonder ruggespraak met u of mij en zonder al te veel overleg met specialistenverenigingen of afgevaardigden stelt de deken simpelweg voor: ‘Voer een inkomenstoets in voor gehechte verdachten,’ ‘Schaf het gemotiveerde strafvonnis (Promisvonnis) af’ en ‘Pak meer geld af van veroordeelden door kosten bij een ontnemingsmaatregel buiten beschouwing te laten’. Bovendien: ‘Voor een generieke verlaging van het uurtarief, als alternatief voor de bezuiniging op bepaalde strafzaken, bestaat binnen de balie geen steun.’
De vraag die meteen opkomt: waar haalt ons bestuur, met één economisch strafrechtadvocaat in zijn gelederen, het vandaan om de staatssecretaris te adviseren het strafrecht vergaand te veranderen ten nadele van verdachten/veroordeelden? Hoe komt het bestuur erbij om niet de gelederen te sluiten en zich expliciet te distantiëren van een voor de hand liggend voorstel van de strafrechtadvocaten?
Dat de betaalde advocatuur, die in de Orde zwaar oververtegenwoordigd is en al jarenlang landelijk dekens aflevert, ons voorstel van de pro-Deotaks onder het tapijt wil vegen, heeft niet erg verrast. Dat het bestuur echter op deze manier aan het hobbyen is geslagen, getuigt op z’n zachtst gezegd van een groot democratisch tekort. En zou de gedachte achter art. 46 Advocatenwet niet gelden zodra een bestuurs-functie wordt vervuld?
Sander Arts en Rogier Hörchner, advocaten te Breda.