Bezuiniging op rechtshulp inspireerde advocaten tot vele pro-Deo-initiatieven. Alle ideeën op een rij; van verplichte toevoegingen tot pro-Deotaks. En: wat vindt de Orde?
‘Taks is beter’
Sander Arts is advocaat bij Singel Advocaten in Breda.
‘Door de kortingen op de rechtsbijstand worden kantoren die veel gesubsidieerde zaken doen onevenredig hard getroffen. Ik ben tegen die maatregelen, maar als ze toch van kracht worden, moet je daarvoor niet alleen de pro-Deoadvocaten laten opdraaien.
De vorige algemeen deken Jan Loorbach, werkzaam bij een groot kantoor, zei dat zijn kantoor geen verstand heeft van toegevoegde zaken. Onzin! Het mooie van pro Deo is dat het een wijd gebied bestrijkt: ondernemingsrecht, strafrecht, arbeidsrecht, insolventierecht.
Laten we dan solidair zijn en allemaal wat bijdragen. Kantoren die geen toevoegingen doen, kunnen een pro-Deotaks betalen waarvan de pro-Deokantoren deels kunnen worden betaald. Of dat inkomensherverdeling is vanuit solidariteit met de onderkant van de rechtsbijstandssector? Oké, nivelleren is geen feestje, maar het is wel nodig.
Het is beter om een taks te heffen dan een verplichting op te leggen. Als kantoren met tegenzin pro-Deozaken gaan doen, waar komen die dan terecht? Inderdaad, bij de advocaat-stagiaires. Hoezo kwaliteit?’
‘Ministerie: bezuinig niet’
Frans van Schaik is advocaat bij Van Schaik c.s. advocaten in Bleiswijk.
‘We hebben als advocaten het procesmonopolie, en dat moeten we waarmaken. Dat betekent voor mij dat wij de pro-Deozaken beter moeten verdelen. Als we allemaal een steentje bijdragen, vallen de klanten aan de onderkant van de markt niet buiten de boot.
Mijn praktijk bestaat voor twintig procent uit pro-Deo-zaken. Ze slokken dertig procent van mijn tijd op. Ik ben tegen een pro-Deotaks omdat gesubsidieerde rechtshulp in de eerste plaats een overheidstaak is. Wij betalen al belasting, en een taks daar bovenop is te veel van het goede. Bovendien zou een taks ontmoedigend kunnen werken bij pro-Deoadvocaten. Als ze én slecht betalende toevoegingen moeten doen én belasting moeten betalen, zullen ze de pro-Deozaken helemaal niet meer willen doen.
Ik denk dat er onder de oudere collega’s en in middelgrote kantoren wel draagvlak is. Onder de jongeren zal dat minder zijn. Die zien de advocatuur eerder als een bedrijf dan als een beroep. Wat mij betreft is de Orde samen met het ministerie aan zet. Het ministerie mag de inzet van advocaten niet aangrijpen om nog meer te bezuinigen op rechtshulp.’
‘Verplicht pro Deo’
Frank Franssen is advocaat bij LenaertsVoorvaart Advocaten in Breda.
‘In België doen alle advocaat-stagiaires een minimum aantal pro-Deozaken. Zo’n systeem zou in Nederland het overwegen waard zijn. Zelf ben ik als advocaat begonnen bij een kantoor in Zwolle. We waren met acht stagiaires en we deden ieder één zaak per week. Meer dan vierhonderd pro-Deozaken dus per jaar. Het heeft me gevormd als advocaat en als mens. Je krijgt er een breder mensbeeld van. Zelf doen we hier geregeld pro-Deowerk, bijvoorbeeld strafpiketten.
Nederland heeft verdragen ondertekend waarin een eerlijk proces gegarandeerd wordt. Dan moet je dat ook waarmaken als staat. Wie procedeert tegen de overheid, staat tegenover een enorm apparaat en heeft alleen kans als hij wordt bijgestaan door een advocaat.
Pro-Deowerk verplichten heeft mijn voorkeur boven een pro-Deotaks. Als je iedereen een taks vraagt, is het voor sommige kantoren een schijntje. Dat zal de maatschappelijke betrokkenheid van advocaten niet ten goede komen. Als de bijdrage naar rato wordt betaald, heb je omzetgegevens van kantoren nodig, en die geven ze niet zo makkelijk.’
‘Richt pro-Deofonds op’
Roland Mans is advocaat bij De Clercq Advocaten in Leiden.
Mans riep in 2008 in een artikel in het Advocatenblad op tot de oprichting van een pro-Deofonds. Hoofdlijn: alle advocaten betalen mee en uit het fonds worden ‘rechtvaardige zaken’ bekostigd. Die worden gedaan door advocaat-stagiaires. Ze werken tegen een laag uurtarief, waardoor het fonds zo veel mogelijk zaken kan financieren. Zo slaat de advocatuur twee vliegen in één klap, meende Mans toen: rechtzoekenden helpen en het eigen imago opvijzelen.
‘Wij doen hier op kantoor zogeheten Robin Hood-zaken. We helpen mensen die een rechtvaardige zaak hebben, maar die geen advocaat kunnen betalen en ook geen recht hebben op gesubsidieerde rechtsbijstand. Dat was voor mij in 2008 de aanleiding om het artikel in het Advocatenblad te schrijven. Ik dacht: kunnen we niet meer van dergelijke zaken doen?’
Zijn artikel met als titel ‘Van geldwolf naar poortwachter’ lokte talloze reacties uit, maar het fonds kwam niet van de grond. ‘Er zaten een aantal zwakke punten in dat artikel. De naam van het pro-Deofonds was verkeerd gekozen, omdat de advocaten die de zaken moeten gaan doen uiteindelijk niet pro Deo werken. Ze worden immers betaald door het fonds. Stagiaires met toegevoegde zaken belasten was achteraf ook niet handig. Daar zou de kwaliteit van de rechtshulp onder kunnen lijden. Dat fonds zou de zaken altijd aan specialisten moeten toewijzen. Die kunnen intern een stagiaire inschakelen om de kosten te drukken, maar voor de buitenwereld (klant, rechterlijke macht en balie) moet de specialist verantwoordelijk zijn.
Ik wilde de discussie een nieuwe impuls te geven, ik hoopte dat mensen met nieuwe ideeën voor een systeem zouden komen. Het zou fijn zijn als de Orde deze gedachte zou omarmen.’
‘Voer procesplicht in en pas Orde-bijdrage aan’
Matthijs Kaaks is advocaat bij Boekx Advocaten in Amsterdam en columnist van het Advocatenblad.
In zijn column in het Advocatenblad van januari introduceerde Kaaks de Advocaat NP. Deze niet-procederende advocaat moet volgens Kaaks, net als de advocaat-stagiaire, een aantal proceshandelingen in bij voorkeur pro-Deozaken verrichten om zijn advocatentitel te behouden. Zo snijdt het mes aan twee kanten: de pro-Deoklant ziet zijn zaak behandeld, en de advocaat houdt zijn procesconditie op peil.
‘In de Advocatenwet staat dat de advocaat zijn cliënt in rechte vertegenwoordigt, maar veel advocaten procederen niet. Het is eigenlijk misleidend dat ze toch de titel van advocaat voeren. Ze willen die titel niet verliezen omdat het verschoningsrecht daaraan gekoppeld is.
Met een procesplicht helpt de advocatuur de grote groep particulieren en kleine ondernemers die te veel verdienen om in aanmerking te komen voor gesubsidieerde rechtshulp, maar ook te weinig geld hebben om commerciële tarieven te betalen. Ik denk dat het draagvlak voor mijn idee groot is. Het is een sluimerende gedachte bij veel advocaten.
Een pro-Deotaks is niet nodig. Aanpassing van het stelsel van de Ordebijdragen kan al veel schelen. Nu begint en eindigt de hoogste schijf waarop de bijdrage is gebaseerd bij 115.000 euro. Een advocaat met een bruto praktijkinkomen van 115.000 euro betaalt dus evenveel als zijn vakgenoot die 600.000 euro binnenhaalt. Een paar schijven erbij, en je hebt al een aardig potje voor pro-Deozaken.’
Pro-Deopilots
Nederlandse Orde van Advocaten werkt mee aan pilots.
De Orde gaat niet rechtstreeks in op de ideeën voor pro Deo. De Orde verwijst wel naar een brief van Bernard de Leest, portefeuillehouder Toegang tot het Recht binnen de Algemene Raad, aan staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Fred Teeven (VVD). De Leest schrijft dat de Orde haar medewerking hervat aan drie pilots ter versterking van de eerstelijns rechtsbijstand. Uitgangspunt van deze proefprojecten is selectie aan de poort: iemand kan pas gaan procederen als hij groen licht krijgt van een advocaat (pilot één) of een andere jurist, bijvoorbeeld van het Juridisch Loket (pilot twee). Een derde pilot onderzoekt of, als advocaten de selectie doen, het efficiënt is om ze eenvoudige zaken verder te laten afhandelen.
De Orde verbindt haar medewerking aan een aantal voorwaarden, waarvan de belangrijkste is dat elke rechtzoekende goede rechtsbijstand krijgt. De pilots moeten in 2014 van start gaan.