Op 11 maart debatteert de Eerste Kamer over de staat van de rechtsstaat. Herman Tjeenk Willink, oud-vicevoorzitter van de Raad van State, constateert in het maartnummer van het Advocatenblad dat de problemen een gevolg zijn van een gebrek aan inhoudelijke reflectie op ieders rol in het staatsrechtelijk bestel, en vooral op die van de rechter.

De politiek gaat volgens Tjeenk Willink te nonchalant om met de democratische rechtsstaat. Wetsvoorstellen als kostendekkende griffierechten en het VVD-voorstel om de rechter te beperken in de toetsing van wetten aan internationale verdragen miskennen volgens hem het rechtsstatelijk element dat in het geding is. ‘De gedachte was: rechters zijn dienstverleners, uitspraken zijn producten, er zijn klanten die de producten vragen, nou: dan moeten die er maar voor betalen ook. Het is het bedrijfsmatige en bestuurlijke denken dat ook de rechterlijke macht is binnengedrongen.’

Volgens Tjeenk Willink heeft het markt- en bedrijfmatig denken het functioneren van de democratische rechtsstaat sterk geërodeerd. Dat is volgens hem terug te zien in de moeizame verhouding tussen politiek, rechterlijke macht en bestuur. Politici verwijten de rechter onvoorspelbaar en soms maatschappelijk ‘onaangepast’ gedrag. Bestuurders voelen zich door de rechter voor de voeten gelopen. Rechters op hun beurt klagen over de ‘verbestuurlijking’ van de rechtspraak.

Trias
Tjeenk Willink: ‘Het besef dat de rechter, het bestuur en de wetgever, om de trias maar even te noemen, wederzijds van elkaar afhankelijk zijn, is uit zicht geraakt.’ Volgens de oud-vicevoorzitter is de normerende en dus rechtsvormende taak van de rechter de afgelopen jaren gegroeid omdat de rechtsvormende taak van de wetgever is verzwakt. ‘De invulling wordt aan het bestuur overgelaten en dat betekent dat daarmee de ruimte van de rechter om te beoordelen wat wel en niet ‘recht’ is groter is geworden.’

Tjeenk Willink roept rechters op zich, onder veel meer, teweer te stellen tegen de ‘verbestuurlijking’ van hun ambt. ‘We moeten nadenken over de inhoud van de functie van de rechter, het bestuur en de wetgever. Dat moet gebeuren vanuit de praktijk van het rechterlijk functioneren. Anders krijgen we een commissie van geleerden en mensen die misschien ooit weleens rechter zijn geweest, die zal redeneren vanuit de bestuurlijke rationaliteit. En daar schieten we niets mee op.’

Tekst: Tatiana Scheltema
Foto: Jean-Pierre Jans

Advertentie