Vooraanstaande juristen winden zich erg op over het verval van de rechtsstaat. Op 11 maart vertolkten senatoren de zorgen in het Eerste Kamerdebat onder de titel ‘Staat van de rechtsstaat’. Ze kwamen met een waslijst aan problemen. Samengevat: de trias wordt bedreigd, de rechtspraak functioneert onvoldoende en de toegang tot de rechter is in het geding. 

Je zou verwachten dat actualiteitenprogramma’s die avond er op zijn minst een beetje aandacht aan zouden schenken en anders wel dat een krant de volgende ochtend met een analyse zou komen. Maar zowel op tv als in druk bleef het na het debat akelig stil.

De reden voor die stilte ligt voor de hand: juridisch geweeklaag kan de meeste Nederlanders maar weinig boeien. Dat is een veilige constatering aangezien het Sociaal en Cultureel Planbureau, de instantie die geldt als dé barometer van de stemming in het land, hetzelfde peilt. 

Die barometer stelt deftig dat het ‘nationale probleembesef’ vooral draait om economie en de wijze waarop we samenleven. De porte-monnee en ikke, ikke, ikke houden Nederlanders bezig en niet de rechtsstaat. Sterker nog, Nederlanders vinden onze democratie een sterk punt en het vertrouwen in de rechtspraak nam in de loop van 2013 (ondanks alles) iets toe.

Geen wonder dat de verantwoordelijk bewindslieden geen haast maken om de rechtsstaat te stutten. Het verschijnen van de Rule of Law Index met een ranglijst van rechtsstaten in de week van het Eerste Kamerdebat helpt ook niet. De Nederlandse rechtsstaat kreeg een flinke pluim: de op vier na beste van de wereld. Wat was er ook alweer mis?

Het ligt voor de hand om te denken dat het gros zich niet interesseert voor zoiets abstracts en in Nederland vanzelfsprekends als een rechtsstaat en dat als gevolg daarvan weinigen bedreigingen herkennen. Bij hoeveel Nederlanders gaat een alarmbel rinkelen als de woorden verbestuurlijking van de rechtspraak klinken?

Wie meer urgentie in de problemen rond de rechtsstaat wil blazen, doet er goed aan om eerst maar eens de kennis over die rechtsstaat te vergroten en te pleiten voor afdoende onderwijs in ons recht. De meeste scholieren krijgen een scheutje strafrecht bij maatschappijleer en een vleugje staatsrecht bij geschiedenis, veel meer is het niet. Toegegeven, op de korte termijn heeft de rechtsstaat helemaal niets aan lessen recht op school, al zou het nu al een welkome inkomstenbron kunnen zijn voor advocaten die de eindjes niet meer aan elkaar kunnen knopen. Maar onder volgende generaties zou de rechtsstaat van het vak recht profijt kunnen hebben. Misschien is zelfs zoiets als een staat-van-de-rechtsstaat-debat dan niet meer nodig.

Robert Stiphout

Download artikel als PDF

Advertentie