‘De kamer krijg je erbij’, zegt Pieter van Regteren Altena (60). Hij loopt zijn werkkamer aan de Paulus Potterstraat binnen, met uitzicht op het Van Gogh Museum. De ruimte, formaat balzaal, heeft een houten vloer, hoge plafonds, grote ramen met lichte gordijnen tot aan de grond. Aan het plafond hangt een uitbundige, donkerblauwe kroonluchter.

Van Regteren Altena begon op 30 oktober 2013 als Amsterdamse deken. De opvolger van Germ Kemper trad aan in een turbulente tijd. De discussie rond de organisatie van het toezicht op de advocatuur woedde volop en een nieuwe bezuinigingsronde op gefinancierde rechtsbijstand was nog maar net aangekondigd. Waarom Van Regteren Altena deze functie toch wilde vervullen? ‘Het is niet zo dat ik op mijn veertigste jaar zei: “Ik wil deken worden”. Nee. Het is een fuik waar je in zwemt.’

Zijn carrière bij de Orde ontstond in zijn vierde jaar als advocaat. Hij was een jaar of tien hoofdredacteur van het Amsterdams Baliebulletin. Verderop in zijn carrière was hij lid van het College van Afgevaardigden. Weer later werd hij lid van de Amsterdamse Raad van Toezicht, waarvan de laatste drie jaar als waarnemend deken.

De Amsterdamse deken wilde niet van jongsaf aan al de advocatuur in. Hij groeide op in Haarlem als oudste in een gezin met vier kinderen. Zijn vader was archeoloog. Zijn moeder studeerde kunstgeschiedenis en koos daarna voor het gezin. Nadat Van Regteren Altena werd uitgeloot voor een studie medicijnen, ging hij als verpleeghulp in een instituut voor epilepsiebestrijding werken. Het jaar erop werd hij opnieuw uitgeloot.

Misschien dat hij toch een beetje van de juridische interesse van zijn grootvader, een rechter, erfde, want na de tweede uitloting besloot hij rechten te gaan studeren aan de Rijksuniversiteit Groningen, zoals Germ Kemper ook heeft gedaan. De twee kennen elkaar overigens niet uit deze tijd.

Zijn carrière in de advocatuur begon hij bij Houthoff c.s. advocaten in Amsterdam. Na vijf jaar stapte hij over naar de rechtsvoorganger van Van Doorne in Amsterdam waar hij drie jaar later partner werd. Van het begin af aan werkte hij er binnen de sectie proces- en verzekeringsrecht. Zijn interessegebied: verzekeringsrecht en beroepsaansprakelijkheid van medisch beroepsbeoefenaars en productenaansprakelijkheid.

Voor het aantreden als deken droeg hij zijn praktijk goeddeels over aan twee jonge collega-partners. Hij heeft nog een aantal procedures onder zich, vooral langlopende medische tuchtdossiers. Maar de meeste tijd besteedt Van Regteren Altena aan het Amsterdamse dekenschap. ‘Het is een fulltimebaan. Ik werk negentig procent van mijn tijd als deken en twintig procent als advocaat van Van Doorne.’

Het houden van toezicht op de advocaten binnen het arrondissement is de belangrijkste taak van het bureau van de Amsterdamse Orde en daarmee van de deken. Van Regteren Altena is niet van plan een heel eigen koers te gaan varen tijdens zijn dekenschap. ‘Een van de kenmerken van goed toezicht is dat het consistent en voorspelbaar is. Als toezichthouder, die een beperkte termijn in functie is, moet je persoonlijke stokpaardjes in de stal houden.’ Zijn werkwijze en prioriteiten stemt hij dan ook af op die van de andere plaatselijke dekens. In het dekenberaad is het verbeteren van de kwaliteit van de dienstverlening als speerpunt geformuleerd. ‘Daar valt onder dat we er meer op zijn gaan letten of een advocaat de stappen in een proces vastlegt, afspraken op schrift stelt. Als er later toch gedonder komt met een cliënt, heb je als advocaat iets om op terug te vallen.’

Maar het gaat vooral om de kwaliteit van dienstverlening richting de cliënt. ‘Advocaten moeten hun cliënten duidelijk informeren zodat deze precies weten waar ze aan toe zijn. Zorg er als advocaat voor dat een cliënt die niet had voorzien dat hij of zij voor gefinancierde rechtshulp in aanmerking kwam, die alsnog krijgt. Zorg ervoor dat de stukken juridisch inhoudelijk goed zijn.’

Over de organisatie van het toezicht discussieerde de Orde hevig met het ministerie van Veiligheid en Justitie. Volgens het laatste voorstel wordt de algemeen deken voorzitter van een nieuw, driekoppig college van toezicht. De andere twee leden zijn advocaat, rechter noch ambtenaar. Dit college bepaalt het toezichtbeleid en de eisen waaraan het toezicht op advocaten moet voldoen. De lokale dekens blijven zelf inhoudelijk eindverantwoordelijk.

De Orde reageerde positief, maar wijkt het plan om de algemeen deken te benoemen als voorzitter niet te veel af van het idee dat het stelseltoezicht moet worden uitgevoerd door een onafhankelijke derde, zoals Arthur Docters van Leeuwen eerder voorstelde? Van Regteren Altena: ‘Het heeft ook wel praktische voordelen omdat de algemeen deken bij het dekenberaad aanwezig is. Waar gaan we vooral op letten? Hoe gaan we dat doen? Hoe lang is de doorlooptijd? Dat wordt onderling tussen de plaatselijke dekens afgesproken in aanwezigheid van de landelijk deken. Zo heb je niet iemand die van boven dat toezicht zit uit te oefenen, maar bepaal je met z’n allen het beleid. Dat wordt dan uitgewerkt op lokaal niveau.’

Moszkowicz

Algemeen deken Walter Hendriksen en Van Regteren Altena zijn partner bij hetzelfde kantoor (Van Doorne). Wordt het voor Hendriksen niet lastig om als voorzitter van het college van toezicht zijn werk te doen? Hendriksen moet zijn kantoorgenoot volgens de laatste plannen immers gaan controleren. Van Regteren Altena vindt van niet: ‘Allereerst is het college van toezicht een driemanschap. Er zijn nog altijd twee andere leden die ook toezicht houden. Bovendien stelt het college het beleid in samenspraak met het dekenberaad vast. Ik ga ervan uit dat dat uit haalbare normen bestaat, waar we allemaal achter staan. Ten derde kun je niet uitsluiten dat de algemeen deken de plaatselijke dekens kent. Als hij ze niet al kent, leert hij ze wel kennen. Dat hoeft geen reden te zijn waarom hij ze niet zou kunnen controleren.’

Het scenario dat de landelijk deken zijn kantoorgenoot zou moeten voordragen voor ontslag, als die zijn werk niet goed zou doen, hebben de dekens al met elkaar doorgenomen. ‘Over dat theoretische geval hebben we het gehad, ja. Daar gaan we verstandig mee om. Walter Hendriksen heeft al gezegd: “Als dat aan de orde is, trek ik me terug. Dan vraag ik een van de andere leden van het college van toezicht dat te doen.”’

Het toezicht door het Amsterdamse dekenaat stond de afgelopen paar jaar extra in de belangstelling naar aanleiding van het onderzoek van Germ Kemper naar het functioneren van de inmiddels geschrapte Bram Moszkowicz. Het Amsterdamse kantoor Brink Attorneys nam de geschrapte strafpleiter als ‘counsel’ of juridisch adviseur aan. Mag dat volgens de regels van het tuchtrecht? Volgens de Amsterdamse deken bestaat daartegen geen bezwaar zolang Moszkowicz daadwerkelijk als juridisch adviseur en niet als advocaat werkzaam is. ‘Daarover mag geen verwarring ontstaan. Een juridisch adviseur op een advocatenkantoor adviseert intern, behandelt cliënten niet rechtstreeks en stuurt geen declaraties aan cliënten. Met het kantoor zijn daar duidelijke afspraken over gemaakt. Het is niet de bedoeling van de Amsterdamse Orde om Moszkowicz brodeloos te maken. Hij is op zich een goede strafrechtjurist. Ook als je rechters spreekt, hebben ze geen klachten over de wijze waarop hij strafzaken behandelde. Dus als hij zich nuttig maakt en hij krijgt op een nette manier betaald, is dat allemaal prima.’

Zelf is Van Regteren Altena ook wel eens met de tuchtrechter in aanraking gekomen. Dat is volgens de Amsterdamse deken onvermijdelijk gekoppeld aan het lidmaatschap van de Raad van Toezicht. ‘Je hebt natuurlijk regelmatig te maken met mensen die al boos, ongelukkig en ontevreden zijn. En als ze vinden dat je de klacht niet goed behandelt, ben je het volgende mikpunt.’ Als advocaat binnen zijn verzekeringspraktijk kreeg hij twee keer een klacht aan zijn broek, van dezelfde klager die ook twee keer in hoger beroep is gegaan. Dat was in een medische aansprakelijkheidszaak waarin Van Regteren Altena optrad voor een ouder van een kind. De ouder was ontevreden over de hulp die hij gekregen had.

‘De klachten gingen over de actie die ik als opvolgend advocaat had ondernomen na een voor de cliënt ongunstig deskundigenbericht in een civiele zaak. Ik heb daar inhoudelijk stelling tegen genomen door aan te geven dat de deskundigen deels van de verkeerde feiten waren uitgegaan. Later stelde de cliënt dat ikzelf voor een beter deskundigenbericht had moeten zorgen, de deskundigen bij het medisch tuchtcollege had moeten aanklagen en nog weer later dat ik ze aansprakelijk had moeten stellen.’ De raad en het Hof van Discipline verwierpen de klachten en stelden dat Van Regteren Altena zijn gekozen aanpak goed had verdedigd.

Inmiddels heeft Van Regteren Altena als Amsterdamse deken tientallen kantoren bezocht. Volgens hem zijn deze over het algemeen goed georganiseerd op wat ‘onhandigheidjes’ na. Zoals een administrateur van een kantoor die geldbedragen van de derdengeldenrekening naar de gerechtigden overmaakt. Terwijl volgens de regels de bestuurders van de Stichting Beheer Derdengelden dat zelf moeten doen. Daar wijst Van Regteren Altena het betreffende kantoor op tijdens zo’n bezoek.

Een echt in het oog springende kwestie is volgens Van Regteren Altena dat in Amsterdam heel veel kantoren in de problemen dreigen te komen door de aankomende verdere bezuinigingen op gefinancierde rechtshulp. ‘Aan de jaarcijfers van kantoren die zich overwegend met gefinancierde rechtshulp bezighouden, zie je nu al dat de omzet terugloopt.’ De dreigende extra bezuinigingen van 85 miljoen euro baren hem dan ook grote zorgen. ‘Het betekent dat een groep advocaten die nu goed werk doet, dat niet meer zal kunnen doen. En rechtzoekenden hebben straks minder mogelijkheden om hun zaken behandeld te krijgen. Dat is triest. Zeker in een tijd van laagconjunctuur. De zorg voor de toegang tot het recht is een kerntaak van de overheid. De voorgestelde verdere bezuiniging is wat mij betreft dan ook een verkeerde keuze.’

Voor hoe lang Van Regteren Altena het dekenschap op zich neemt, weet hij nog niet. Een vaste termijn is niet aan deze functie verbonden. ‘Je wordt gekozen voor twee jaar, maar dat is niet heel efficiënt. Het eerste jaar moet je je eerst goed inwerken. Elk jaar word je geëvalueerd. Als je dan al na twee jaar zou stoppen, is dat zonde. Of ik moet natuurlijk een stomme fout maken, of ik moet het na twee jaar zelf al weer gezien hebben.’ Maar daar gaat hij niet van uit.

Van plan om terug te keren naar zijn oude praktijk is Van Regteren Altena niet. ‘Die is immers goed overgedragen.’ Drie tot vier jaar is volgens hem in Amsterdam een meer gebruikelijke periode. Zijn voorganger Germ Kemper deed het zes jaar.

In zijn proces- en adviespraktijk stond Van Regteren Altena vooral verzekeraars en beroepsbeoefenaars bij. De zaken, tuchtzaken, aansprakelijkheidszaken, of advisering, hadden een lange doorlooptijd en waren inhoudelijk zeer juridisch. Het contrast is groot. Als deken is het volgens Van Regteren Altena ‘veel korte baan schaatsen’. Sommige klachten behandelt hij in een dag. En hij doet veel meer mondeling dan schriftelijk. ‘Hier op het bureau heb ik veel overleg. Ik pleeg telefoontjes, heb besprekingen. Ik kom elke avond schor thuis.’«

Pieter van Regteren Altena

Geboren: Leiden, 16 september 1953

Burgerlijke staat Gehuwd, twee dochters

Studie Nederlands recht, Rijksuniversiteit Groningen

1980-1985 Advocaat op het terrein van ondernemingsrecht en aansprakelijkheidsrecht bij Houthoff c.s. advocaten in Amsterdam

1985-heden Advocaat bij (de rechtsvoorganger van) Van Doorne in Amsterdam. Sinds 1988 partner. Werkzaam binnen de praktijkgroep proces- en verzekeringsrecht met bijzondere belangstelling voor product- en beroepsaansprakelijkheid

oktober 2013 Deken van de Amsterdamse Orde van Advocaten

Nevenactiviteiten

1985-1995 Hoofdredacteur Amsterdams Baliebulletin

2003-2006 Lid van het College van Afgevaardigden

2007-2013 Lid van de Amsterdamse Raad van Toezicht

Sabine Droogleever Fortuyn

Download artikel als PDF

Sabine Droogleever Fortuyn

Sabine Droogleever Fortuyn

Redacteur

Profile page
Advertentie