Al geruime tijd discussiëren strafrechtjuristen over de vraag of de Salduz jurisprudentie verdachten het recht geeft op bijstand van een advocaat tijdens verhoren door de politie.

Diezelfde jurisprudentie gaf destijds duidelijk aan dat de verdachte in ieder geval voorafgaand aan zijn eerste verhoor toegang moest krijgen tot een advocaat. Maar of de advocaat vervolgens het recht had om te blijven zitten bij de verhoren bleef onduidelijk. Afgelopen dinsdag gaf de Hoge Raad duidelijkheid. Vooralsnog heeft een Nederlandse verdachte dat recht niet. 

Het was advocaat-generaal Taru Spronken die in haar conclusie (ECLI:NL:PHR:2013:1424) tot het oordeel kwam dat een verdachte tijdens zijn verhoor wel recht heeft op bijstand van een advocaat. Ze baseerde haar conclusie met name op de uitspraak van het EHRM (Navone en anderen tegen Monaco) en een nieuwe Europese richtlijn (PbEU L 294). De Hoge Raad ging echter niet om.

Bij gebrek aan een wettelijk regeling concludeerde de Hoge Raad: het opstellen van een dergelijke algemene regeling van de rechtsbijstand met betrekking tot het verhoor van de verdachte door de politie gaat – mede gelet op de beleidsmatige, organisatorische en financiële aspecten – de rechtsvormende taak van de Hoge Raad te buiten. De wetgever is nu aan zet, maar met een duidelijke opdracht van de Hoge Raad: de nieuwe regeling moet er snel komen.

Vooralsnog is het recht op bijstand tijdens politieverhoor dus niet verankerd. Niels van der Laan, de advocaat die deze zaak in cassatie behandelde, twitterde: een gemiste kans!

Robert Malewicz

Advertentie