De Hoge Raad heeft op 28 maart 2014 (ECLI:NL:HR:2014:736; X/Gemeente De Bilt) in een onteigeningszaak een beslissing gegeven over de mogelijkheid tot verkrijging van immateriële schadevergoeding wegens een onredelijk lange duur van een civiele procedure in de zin van artikel 6 EVRM.
In bestuursrechtelijke procedures is het al enige tijd mogelijk om binnen een lopend bestuursrechtelijk geding immateriële schadevergoeding te verzoeken in verband met een te lange duur daarvan. Voor wat betreft civiele procedures heeft de Hoge Raad nu beslist dat een dergelijke vergoeding – anders dan bij bestuursrechtelijke procedures – in een afzonderlijke procedure uit onrechtmatige daad tegen de Staat moet worden gevorderd.
Overigens kan over een vordering wegens overschrijding van de redelijke termijn pas worden geoordeeld wanneer de duur van de gehele procedure kan worden vastgesteld. De rechter zal daarom de beoordeling van een dergelijke vordering moeten aanhouden tot na de einduitspraak in het oorspronkelijke geschil.
Verder heeft de Hoge Raad beslist dat voor een dergelijke afzonderlijke procedure geen griffierecht mag worden gegeven en dat aanspraak kan worden gemaakt op een vergoeding van 500 euro voor ieder half jaar waarmee de redelijke termijn is overschreden.
Charlotte Hoedt (werkzaam bij Van Doorne in Amsterdam)