Niet iedereen is in de wieg gelegd voor een eigen kantoor. Volgens de deken voldeed de kantoororganisatie van mr. X aan geen enkele norm.

Hij had behoorlijk verdiend – een resultaat van 114.000 euro in 2012 – maar van de kantoororganisatie klopte hoegenaamd niets. Mr. X goochelde met de derdenrekening en met contante betalingen, husselde zakelijk en privé door elkaar en zat dik in de schulden. Terwijl hij het eerder in loondienst toch prima had gedaan…. De accountant die de boel had onderzocht zag daar nog een gaatje, maar de deken niet: ‘Op dit moment verwacht ik ook dat de Raad van toezicht zich zou verzetten tegen enige aansluiting bij een ander kantoor, omdat dat andere kantoor een technisch failliete advocaat accepteert, met een hoge schuldenlast, verzeild in een halve vechtscheiding met een ethisch kompas dat naar het zuiden wijst. [Verweerder] is een disaster waiting to happen.’

Mr. X werd voor onbepaalde tijd geschorst omdat hij niet in staat was de praktijk behoorlijk uit te oefenen. Dat is dus iets anders dan een schorsing of schrapping voor straf. Eerst de boel op orde, dan pas heeft het voor mr. X zin om de raad van discipline te gaan kijken of hij weer – bij een bestaand kantoor – aan de slag mag.

Ook procedureel valt er aan de uitspraak het nodige te beleven. Ten eerste: mr. X had desgevraagd geen uitstel van de mondelinge behandeling gekregen, maar – kort door de bocht – het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM was niet geschonden: had zijn advocaat maar moeten verschijnen. En ten tweede: de raad van discipline had niet binnen vier weken na het accountantsrapport een beslissing genomen, zoals artikel 60g lid 3 Advocatenwet vereist. Maar die termijn is volgens het Hof voor de schorsing niet fataal. Wie er het fijne van wil weten leze de uitspraak.

Trudeke Sillevis Smitt

Advertentie