De Hoge Raad geeft de sociale advocatuur met een uitspraak over de griffierechten een steun in de rug. Volgens de HR moeten procespartijen met een minimuminkomen toch kunnen procederen als ze de griffierechten niet hebben betaald.

De Hoge Raad bepaalde op 28 maart 2014 dat van een belastingplichtige die in beroep was gegaan tegen een naheffing en een boete, niet gevergd kon worden dat hij de griffierechten van 112 euro betaalde. Hij leefde met een partner van een minimuminkomen van 1033 euro, en daar ging ook nog eens 133 euro per maand af vanwege een beslag. Onder deze omstandigheden had het gerechtshof er terecht van afgezien hem niet-ontvankelijk te verklaren.

De Hoge Raad baseert haar arrest op artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM), dat garandeert dat burgers naar een onafhankelijke rechter kunnen stappen. Sociaal advocate Tinie Erven uit Lelystad meent dat de uitspraak van de Hoge Raad tegenwicht biedt tegen de verhogingen van het griffierecht door het kabinet. ‘Er gloort een beetje hoop aan de horizon.’ Ze denkt dat de uitspraak door zal werken naar rechtsgebieden buiten het fiscaal recht.

Hoogleraar recht en CDA-senator Hans Franken spreekt van een ‘prima arrest’ voor de sociale advocatuur. ‘De Hoge Raad grijpt een beetje terug op het oude admissiesysteem met gratis toegang tot het recht voor onvermogenden.’ Hij vindt de uitspraak echter nog ‘geen bom onder de griffierechtverhogingen’. Het arrest verhelpt niet de problemen die MKB-ondernemers ondervinden met de verhoogde griffierechten.

Maarten Bakker

Advertentie