Presidenten van de Verenigde Staten en van Frankrijk tonen dat de advocatuur een prima opstap is naar het hoogste staatsambt. Ook in Nederland zat een advocaat even op de vacante troon.
De op 31 oktober 1761 in Deventer geboren Rutger Jan Schimmelpenninck past in een indrukwekkend rijtje: ook Abraham Lincoln, Nelson Mandela, Barack Obama, Raymond Poincaré en Nicolas Sarkozy praktiseerden als advocaat voordat zij in hun land staatshoofd werden.
Rutger Jan Schimmelpennick was de zoon van een doopsgezinde wijnkoper, maar ook telg uit een niet-adellijke zijtak van een voorname Gelderse familie. Na zijn rechtenstudie in Leiden werd hij eind 1784 advocaat te Amsterdam. Volgens rechtshistoricus E.W.A. Henssen trok hij rond 1790 de aandacht met zijn verdediging van gearresteerde veranderingsgezinde patriotten. Als student was Schimmelpenninck reeds actief geweest in de patriottenbeweging en in zijn proefschrift had hij blijk gegeven van zijn republikeinse voorkeur, door zijn lof voor het (nog jonge) Amerikaanse staatsbestel en zijn president.
Schimmelpennincks bestuurlijke carrière ving aan na de omwenteling van 1795, toen hij, nog geen 35 jaar oud, plaatsnam in het voorlopige stadsbestuur van Amsterdam. Een jaar later werd hij voor de gematigde patriotten (de ‘moderaten’) in de Nationale Vergadering gekozen, de eerste Nederlandse volksvertegenwoordiging die door verkiezingen tot stand was gekomen.
In 1798 begon hij aan een diplomatiek avontuur, eerst als ambassadeur voor de Bataafse Republiek in Parijs en daarna als gezant in Londen. Hij speelde vooral een belangrijke rol tijdens de vredesonderhandelingen in 1802 te Amiens tussen Frankrijk en Engeland. Het voorlopige traktaat werd in zijn tijdelijk onderkomen getekend. Dankzij zijn inzet voor de Nederlandse belangen bleef het merendeel van de overzeese bezittingen voor de Bataafse Republiek behouden.
Zonder al te veel overdrijving kan Schimmelpenninck worden beschouwd als de enige advocaat die staatshoofd is geweest van ons land. Onder de naam Bataafs Gemenebest was Nederland in 1801 een vazalstaat van Frankrijk geworden. Binnen drie jaar stuurde Napoleon echter aan op vervanging van het Staatsbewind. Schimmelpenninck, die door zijn diplomatieke verdiensten in de belangstelling van de Franse keizer was komen te staan, werd gevraagd een grondwet te ontwerpen.
De Staatsregeling des Bataafschen Volk, ‘in de groote trekken op de Noord-Amerikaansche constitutie gegrond’, was in 1805 gereed en voorzag in een eenhoofdig bestuur. Hoewel de leden van het Staatsbewind de voorkeur gaven aan iemand van adel, benoemde Napoleon Schimmelpenninck op 29 april 1805 tot ‘raadspensionaris’ van het Bataafse Gemenebest, in feite een presidentiële functie: op grond van de Staatsregeling vertegenwoordigde de raadspensionaris het negentien leden tellend Wetgevend Lichaam en oefende met een soort kabinet de uitvoerende macht uit. Raadspensionaris Schimmelpenninck nam zijn intrek in Huis ten Bosch en hield er een soort hofhouding op na. Zijn bewind duurde tot 4 juni 1806, toen Napoleon hem verving door zijn jongere broer Lodewijk. Daarmee is Schimmelpenninck het laatste niet-monarchale staatshoofd in ons land geweest. Na hem zwaaiden achtereenvolgens de broers Bonaparte de scepter tot het koningschap onder het Huis van Oranje werd gevestigd.
Bij het aantreden van Lodewijk Napoleon in de zomer van 1806 had Schimmelpenninck nog bedankt voor het hem aangeboden presidentschap van het Wetgevend Lichaam. Toch bleef hij in de gunst van de Fransen: Schimmelpenninck schopte het nog tot lid van de Keizerlijke Senaat in Parijs en in 1811 verhief Napoleon hem in de Franse adelstand. Na de restauratie van 1815 keerde ‘comte’ Schimmelpenninck naar Nederland terug en nam zitting in de Eerste Kamer der Staten-Generaal, totdat een oogafwijking hem het werken onmogelijk maakte. Hij overleed op 15 februari 1825 te Amsterdam.