Tomas Weterings is een sociaal advocaat met een missie. Hij werkt hard, verdient weinig en gaat fel tekeer tegen de staatssecretaris. ‘Straks werken in de sociale advocatuur enkel beginners.’
Wie is Tomas Weterings?
Maandelijks haalt het Advocatenblad een frisse neus met een advocaat om al wandelend te praten over werk en leven. Dit keer:
Tomas Weterings (1972)
•1999: Afgestudeerd Nederlands recht Universiteit van Amsterdam
•2000-2004: Jurist Bureau Rechtshulp Amsterdam
•2004-heden: Advocaat Hemony Advocaten
•Samenwonend, één kind, Amsterdam
Tomas Weterings vindt het mooi om zo dicht bij de Albert Cuypmarkt te werken, in de Amsterdamse Pijp. Maar bij het maken van de foto bij dit verhaal bekent de sociaal advocaat dat hij er zelden komt. ‘Daar heb ik de tijd niet voor. En dat terwijl ik eigen baas ben.’ Langs de Amstel lopend vertelt Weterings over het Amsterdamse kantoor Hemony Advocaten, waar hij partner is. ‘Als stagiaire begin je hier gelijk voor eigen rekening en risico. Ik kwam hier in 2004 werken en kon een vliegende start maken met een aantal klanten van het bureau voor rechtshulp waar ik daarvoor werkte. Bij toetreding betaal je 2.500 euro per maand als voorschot op de kosten, dus je begint met een negatief vermogen. Het is voor ons een te groot risico om iemand in loondienst aan te nemen. Ik begeleid nu wel een stagiaire, maar die heeft in het begin op een houtje moeten bijten.’
De wandeling is nog geen tien minuten bezig of het gaat al over de bezuinigingen op de rechtsbijstand. Hoe kan het ook anders, Weterings haalt ongeveer zeventig procent van zijn omzet uit werk op toevoegingsbasis. Vorig jaar zat zijn omzet niet ver boven de 100.000 euro, voor aftrek van kantoorkosten, belastingen en directe kosten zoals een arbeidsongeschiktheidsverzekering. En toch heeft hij het geen enkele keer over zijn eigen salaris dat in gevaar komt. ‘Als ik mijn hypotheek kan betalen, boeken kan kopen en op vakantie kan met mijn vriendin en zoontje, ben ik tevreden. Ik hou van lekker eten en drinken, wil een rondje kunnen geven in het café, mijn tweedehands Ford rijden en dat lukt goed met mijn inkomen. Meer hoeft niet.’
Tomas Weterings ging geen rechten studeren om rijk te worden, maar om mensen te helpen. ‘Wij zijn ambachtslui. Zoals de loodgieter de wc ontstopt, zo help ik mensen met het oplossen van een juridisch probleem. Daarom is het vreemdelingenrecht mijn grote liefde. Ik vind die ingewikkelde puzzel leuk. Dan ga ik aan mijn bureau zitten, kennissysteem open, boeken op tafel, dossiers om me heen en oplossingen bedenken: fantastisch! Met een geslaagde gezinshereniging kan ik mensen echt gelukkig maken.’ In 2012 ging dat even niet meer. ‘Ik had altijd in zo’n hoog tempo gewerkt. Dat jongehondengedrag hield ik niet meer vol.’ Hoe mooi zijn zaken ook zijn, Weterings was moe de afgelopen jaren. ‘Ik heb zo’n honderd lopende zaken tegelijk, waar ik eindverantwoordelijk voor ben. Als ik naast de pot pies, gaat dat over de levens van mensen.’
Kwaliteit
Dan die bezuinigingen, die volgens Weterings het werken vrijwel onmogelijk maken. Uitkijkend over het water bij roeivereniging De Amstel is hij ongemeen kritisch over de plannen van staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Fred Teeven (VVD). ‘We worden terecht geacht een kwalitatief hoogwaardige dienst te leveren, maar de tijd die daarvoor nodig is, staat in geen verhouding meer tot de vergoeding. Het systeem maakt het lucratief om zo weinig mogelijk tijd aan een zaak te besteden. Dat bijt elkaar. Als de plannen van Teeven doorgaan, werken in de sociale advocatuur straks alleen nog maar beginners en mensen die het niet zo nauw nemen met kwaliteit. Teeven heeft geen flauw idee waar hij mee bezig is. De Raad van State adviseert vaak negatief over zijn plannen. En toch zet hij ze door. Ik ben ontzettend geïrriteerd over de onwetendheid van de mensen die beslissingen nemen over dit systeem. Misschien komt dat juist wel door de te kleine kloof tussen burger en politiek. Politici voelen zich snel onder druk gezet, waardoor ze zo ondoordacht handelen.’
Terwijl de marktkooplui hun waar luid aanprijzen op de Albert Cuyp, geeft Weterings toe dat zijn zakelijke instinct niet zo goed is. ‘Ik schiet voor mijn cliënten vaak de eigen bijdrage of het griffiegeld voor en breng dat niet altijd in rekening omdat het soms te zwaar op het besteedbaar inkomen drukt. In vreemdelingenzaken is het griffiegeld alleen al 165 euro. Iemand die juridisch een punt heeft en zegt, “sorry, de eigen bijdrage kan ik echt niet betalen”, die stuur ik toch niet weg?’ Weterings is ondanks de bezuinigingen op de rechtsbijstand niet bezorgd over het voortbestaan van zijn kantoor. ‘We hebben een goede naam, en we zijn goede advocaten die zich in een betalende praktijk prima zouden redden. We vinden het alleen zowel leuk als belangrijk om goede rechtsbijstand te bieden aan mindervermogenden. Het zou heel erg zijn als dat financieel niet meer kan.’ Dat een zekere mate van verzakelijking nodig is, ziet hij ook. En dat valt niet mee. ‘Het heeft twee jaar geduurd om hierover een goede strategiesessie te organiseren. Het klinkt dom, maar we hebben er gewoon geen tijd voor.’