Mijnheer M. werkt als ambulant hulpverlener in de Achterhoek. Op maandagmiddag 16 september 2013, op weg naar een afspraak met een cliënt, sprong het licht op oranje. Kan nog net, dacht hij, en even beroerde hij met zijn voet het gaspedaal. Maar toen hij de stopstreep naderde, sprong het licht op rood. Hij raakte een overstekende fietser. Die brak zijn nek, liep een schedelbasisfractuur op en overleed later die dag in het ziekenhuis.

     ‘Het is overduidelijk dat ik had moeten stoppen en had kunnen stoppen,’ zegt mijnheer M. ‘Dat is mij verwijtbaar.’

     De voorzitter van de meervoudige kamer loopt de feiten door. Die zijn overduidelijk. Onderzoek wees uit dat de installatie deugde. Op het moment dat de fietser overstak, kon het licht voor hem onmogelijk op rood hebben gestaan, en mijnheer M. is door rood gereden. De politie heeft berekend dat het licht al op oranje sprong toen hij nog 57 meter van het licht vandaan was. Voldoende tijd dus om te remmen.

     ‘Was u misschien bezig met die afspraak die u had?’ vraagt de voorzitter.

     ‘Ik werk met mensen met psychische problemen en een verslaving, dan moet je veel nadenken. Maar ik wil dat helemaal niet naar voren brengen.’

     ‘Dat kan zo zijn,’ legt de voorzitter uit, ‘maar we moeten hier ook kunnen vaststellen in welke mate het u verwijtbaar is wat er is gebeurd, niet alleen wat u ervan vindt. Dus: was u al bezig met die afspraak?’

‘Niet dat ik me kan herinneren.’

     De voorzitter leest de slachtofferverklaring voor van de echtgenote. Haar zoon zit in de zaal.

     ‘Het is verschrikkelijk,’ fluistert mijnheer M.

     Gas bijgeven bij oranje licht, door rood rijden en niet goed uitkijken, dat mag je grove schuld noemen, vindt de officier van justitie. Ze houdt rekening met het werk van de verdachte en eist de maximale taakstraf van 240 uur, een rijontzegging van één jaar en een boete van duizend euro. Met zo’n schuldbewuste cliënt heb je als advocaat weinig speelruimte. Bij een ander zou ze misschien een poging doen om de zaak terug te brengen tot artikel 5 Wegenverkeerswet, maar nu beperkt zijn advocaat zich tot de omstandigheden. ‘Het steekt allemaal erg nauw. Een zaak als deze zou een wake-upcall moeten zijn voor iedereen die auto rijdt.’

     Anders dan de officier van justitie vindt ze daarom dat er geen sprake is van een grove verkeersfout, maar van een aanmerkelijke – een onderscheid dat een wereld van verschil maakt in de strafmaat. ‘Bovendien vind ik dat het verdriet van mijn cliënt een rol zou moeten spelen. Dat draagt hij voor altijd bij zich, dat is een straf op zichzelf.’ Ze bepleit een voorwaardelijke ontzegging.

     Het laatste woord is aan mijnheer M.

     Hij draait zich om, kijkt de zoon van het slachtoffer aan, voor het eerst, en biedt met stokkende stem zijn verontschuldigingen aan. De rechtbank veroordeelt de verdachte twee weken later tot een taakstraf van 240 uur, een ontzegging van 24 maanden waarvan 18 voorwaardelijk, en een boete van duizend euro.

 

Meer weten? Lees een langere versie van dit  rechtbankverslag op www.advocatenblad.nl.

Lars Kuipers

Download artikel als PDF

Advertentie