Voor tegengeluiden is in het post-genocide Rwanda van president Paul Kagame geen plaats. Advocaat Laurent Munyandilikirwa verzette zich tegen overheidsbemoeienis en werd uit zijn functie gezet.
Amsterdam, Oudemanhuispoort, 7 mei. Tijdens het college ‘Interpretatie en Doctrine bij het Europese Hof van de Rechten van de Mens’ passeren baanbrekende zaken in hoog tempo de revue. Advocaat Laurent Munyandilikirwa kent ze niet allemaal, maar de artikelen van het Mensenrechtenverdrag klinken hem wel degelijk bekend in de oren. ‘Wij hebben dezelfde wetten,’ merkt hij op in de pauze. ‘Alleen: ze worden niet nageleefd.’
Yvonne Donders, de hoogleraar Internationale Mensenrechten op wier uitnodiging Munyandilikirwa het college bijwoont, steekt hem een hart onder de riem. ‘Het heeft tijd nodig,’ zegt ze. ‘Toen het EHRM net bestond, werd het in Europa ook nauwelijks serieus genomen.’
Munyandilikirwa volgt het college aan de Universiteit van Amsterdam tijdens zijn verblijf bij het Shelter City-kandidaten, een project van de Haagse non-gouvernementele organisatie Justitia et Pax voor mensen die in eigen land vanwege hun werk voor de mensenrechten onder vuur liggen. Drie van de vijf Shelter City kandidaten tot nu toe waren advocaat.
Vooral artikel 11 van het Europese Handvest, het recht op vereniging, heeft zijn volle aandacht. Als voorzitter van de Rwandese Liga voor de Bevordering en Verdediging van Mensenrechten (LIPRODHOR) bekritiseerde Munyandilikirwa steeds vaker openlijk het mensenrechtenbeleid van president Paul Kagame, de voormalige Tutsi-legerleider die in 2003 aan de macht kwam en in het westen aanvankelijk werd gezien als een succesvolle technocraat, maar inmiddels toch klassiek Afrikaanse dictatortrekjes ontwikkelt. Onlangs liet Kagame doorschemeren een derde zevenjarige termijn te willen aanblijven, waarvoor een grondwetswijziging nodig zou zijn.
Vorige zomer kwam het tot een uitbarsting. Op 3 juli trokken Munyandilikirwa’s LIPRODHOR en twee andere organisaties zich terug uit CLADHO, de Rwandese koepel van non-gouvernementele mensenrechtenorganisaties. Daarmee protesteerde LIPRODHOR tegen de benoeming van een nieuw, regeringsgezind CLADHO-bestuur door de Rwandese Raad voor het Bestuur (RGB). Het is ongewenste inmenging in het bestuur van een non-gouvernementele organisatie, volgens Munyandilikirwa. ‘Dus benoemden wij een nieuw bestuur, dat vervolgens niet door de RGB werd erkend. Daarom trokken wij ons terug uit de koepelorganisatie.’
Drie weken later schreef een kleine groep regeringsgezinde leden binnen LIPRODHOR een bijzondere ledenvergadering uit zonder het bestuur daarvan op de hoogte te stellen, draaide de beslissing om uit CLADHO te stappen terug, en zette het bestuur af, ook al was aan het minimum vereiste aantal aanwezige leden niet voldaan.
Vlak daarna begonnen ook de dreigtelefoontjes, -sms-jes, en -mails van onbekende afzenders, vertelt Munyandilikirwa. ‘Vele malen per week. Ontzettend vervelend. Je moet gaan bedenken hoe je daarmee omgaat, jezelf beschermen. Ik heb geen bodyguards. Maar ik zorg wel dat ik ’s avonds vóór negen uur thuis ben.’
Tatiana Scheltema