Binnenkort publiceren het Hof en de raden van discipline hun gezamenlijke jaar-verslag over 2013, met daarin ook commentaar van anderen. Een voorproefje.
‘Je ziet nu dat het Hof van Discipline toe wil naar een inhoudelijker toetsing.’

Medio juni publiceren het Hof en de raden van discipline hun gezamenlijke jaarverslag over het turbulente tuchtjaar 2013. Dit keer komen in het verslag niet alleen de tuchtcolleges zelf aan het woord, maar ook mensen ‘van buiten’. Wat hebben zij te vertellen? Een preview.
    Eén man wist in zijn eentje ongeveer net zoveel stof te doen opwaaien als de rest van de Orde bij elkaar: Bram Moszkowicz. Hoogleraar advocatuur Britta Böhler kent het dossier niet, dus dan moet je bescheiden zijn, zegt ze. Maar: ‘Volgens mij heeft de zaak wel laten zien dat het tuchtrecht werkt zonder aanzien des persoons. Een heel bekende advocaat kan zich niet méér veroorloven dan iemand die nooit in de media komt. Ondanks alle aandacht werd de zaak toch vrij sober afgehandeld.’ Volgen Böhler is het tuchtrecht voor de beroepsgroep een ‘zelfreinigend mechanisme’. Böhler: ‘De beroepsgroep kan trouwens ook leren van klachten die ingetrokken of ongegrond verklaard zijn. Ze mogen dan misschien tuchtrechtelijk niet relevant zijn, maar ze laten wel zien waar knelpunten zitten.’
    Dat kan zeker gelden voor klachten die partijen tegen de advocaat van de wederpartij indienen. Dat soort klachten maakt bij de tuchtrechter in het algemeen niet veel kans: advocaten moeten nu eenmaal partijdig zijn en hebben veel vrijheid om te bepalen hoe ze de zaak aanpakken. Maar met name in vechtscheidingen is dat een heikel onderwerp. Mag de advocaat de modder die de moeder aandraagt over de vader uitstorten – of andersom? Voormalig vFAS-voorzitter Anke Mulder vindt dat advocaten in familiezaken de grenzen van het tuchtrechtelijk toelaatbare niet moeten opzoeken. ‘De laatste tijd komt in de tuchtrechtspraak naar voren dat een advocaat in familiezaken ervoor moet waken dat de zaak niet onnodig escaleert, zeker als er kinderen bij betrokken zijn. Dat vind ik een goede ontwikkeling.’
    Over verplichte mediation bij vechtscheidingen, waar de laatste tijd stemmen voor opgaan, heeft Mulder twijfels. ‘Voor een geslaagde mediation moeten beide partijen het willen, zich sterk genoeg voelen en ook min of meer gelijkwaardig zijn. Bij een echtscheiding zie je vaak dat de ene partij emotioneel al veel verder is dan de andere. Dan is mediation soms nog een beetje te hoog gegrepen.’
    Waar in familiezaken de advocaat dus soms wat minder naar zijn cliënt zou moeten luisteren, is de algemene tendens juist weer dat de advocaat zich wat meer aan de wensen van zijn cliënt gelegen moet laten liggen dan hij gewend was. Naast de advocaat als dominus litis doet de advocaat als opdrachtnemer van zijn cliënt zijn intrede in het advocatentuchtrecht.

Lijdelijk
Quirine Falger, rechter, lid van een tuchtcollege in de gezondheidszorg én advocatentuchtrechter: ‘Tot voor kort toetste de tuchtrechter de kwaliteit van de dienstverlening van de advocaat nogal marginaal. De advocaat had een grote vrijheid in de wijze waarop hij de zaak aanpakte. De tuchtrechter stelde zich lijdelijk op: hij was afhankelijk van hetgeen de klager naar voren bracht, en ging niet zelf achter de feiten aan. Je ziet nu dat het Hof van Discipline toe wil naar een inhoudelijker toetsing.’ In het medisch tuchtrecht doen ze dat al. ‘In de gezondheidszorg heersen veel behandelprotocollen, opgesteld en aanvaard door de betrokken beroepsgroep zelf. De behandelaar die van het protocol afwijkt, zal met een goed verhaal moeten komen want anders is de klacht gegrond. Dergelijke standaarden zijn er in de advocatuur veel minder. Die zullen de tuchtrechters dus in concrete gevallen voor de verschillende specialismen moeten gaan invullen,’ zegt Falger.
    Onvermijdelijk spelen de ontwikkelingen rond het toezicht in de visie van de geïnterviewden een belangrijke rol. De onafhankelijke tuchtrechtspraak is immers het sluitstuk van het toezicht door de dekens. Actiever toezicht kan enerzijds tot meer dekenklachten bij de tuchtrechter leiden, maar zou anderzijds ook tot meer tevredenheid en dus minder klachten van rechtzoekenden kunnen leiden. Volgens Gerard Schouw, Tweede Kamerlid van D66, was 2013 voor het toezicht ‘het uur van de waarheid! Was de advocatuur zelf in staat om schoon schip te maken en noodzakelijke verbeteringen door te voeren? En die ook te waarborgen voor de langere termijn?’ Volgens Schouw is de Orde goed bezig en is dat maar goed ook. ‘Het had immers niet veel gescheeld of de beroepsgroep was onder een vorm van staatstoezicht geplaatst door staatssecretaris Teeven. Door het harde werk van rapporteur Hoekstra en de dekens is dat buitengewoon ongewenste voorstel van tafel.’

Dempende werking
Dekenberaadvoorzitter Bas Martens gaat in op de kantoorbezoeken die de dekens sinds 2013 afleggen. En breekt een lans voor de kleine kantoren. Volgens hem komt uit de kantoorbezoeken in het Haagse arrondissement ‘zeker niet het beeld naar voren dat eenmanskantoren het gemiddeld genomen slechter hebben geregeld dan kantoorcombinaties. Je hebt fantastische kleine kantoren die hun eigen niche hebben, en grotere kantoren waar het niet goed gaat. De algemene uitlating dat het bij kleine kantoren slechter gaat dan bij grotere, is echt niet waar.’
    En hoe is het eigenlijk met de kwaliteit van de klagers? Klagen ze niet te gemakkelijk? De komende Advocatenwet, die nu nog bij de Eerste Kamer ligt, introduceert een griffierecht in de tuchtrechtspraak. Martens: ‘De invoering van een griffierecht van vijftig euro voor zaken die bij de raad van discipline aanhangig worden zal een dempende werking hebben. We zullen moeten afwachten of de “veelklagers” – want die heb je ook – zich erdoor laten afschrikken.’ Over de toekomstige wettelijke mogelijkheid een advocaat in de kosten van de procedure te veroordelen zegt Martens: ‘Het is aan de tuchtrechter daar lijn in te brengen; hij hoeft dat namelijk niet te doen.’

BEGIN 2014: MINDER KLACHTEN BIJ DE DEKENS

Bas Martens, deken in Den Haag en voorzitter van het Landelijk Dekenberaad vertelt in het jaarverslag: ‘Over het geheel genomen zijn in het eerste kwartaal van 2014 bij de dekens minder klachten binnengekomen dan in het eerste kwartaal van 2013: een daling van 24 procent ten opzichte van vorig jaar.’ Maar, voegt Martens er aan toe: ‘Pas als het stof een beetje is neergedaald zullen we conclusies kunnen gaan trekken.’

Trudeke Sillevis Smitt

Download artikel als PDF

Advertentie